Tjaard van Burmania
- Geboren: 1480, (bef 1505)
- Huwelijk (1): Tets Unia
- Overleden: 31 Mrt 1541 op 61-jarige leeftijd
- Begraven: St.Vitus
Algemene notities:
Zowel met zijn eerste en als tweede echtgenote woonde Tjaard op het "Olde Bourmanye Huys". Dit huis en omliggende goederen zal hij gekregen hebben van zijn ouders. Tjaard was net als zijn vader een aanzienlijke figuur die tal van functies bekleed en opdrachten uitgevoerd heeft. Op 1 juli 1515 werd hij op het koor in de St.Vitus door de stadhouder in naam van Karel van Bourgondië tot ridder geslagen en op 14 november 1520 samen met zijn broer Douwe in de Rijksadelstand bevestigd. Naar aanleiding van zijn ridderslag noemde Tjaard zich navenant ridder, met het predikaat heer en zijn zoon Joost nam de titel jonker aan. Deze titels waren eigenlijk niet erfelijk, maar ook Gemme, de zoon van broer Douwe die niet tot ridder geslagen was, staat bekend als ridder. Het doorgeven van dergelijke titels van vader op zoon kwam overigens frequent voor. De beide broers Douwe en Tjaard hebben in ieder geval veel bijgedragen aan de vestiging van het gezag van Bourgondië in Friesland. Naast ’erebaantjes’ oefende Tjaard ook functies uit van grietman, rentmeester en dijkgraaf in het Bildt; werd hij benoemd tot drost op het blokhuis van Dokkum, staat hij vermeld als grietman in Wymbritseradeel en als dijkgraaf en gedeputeerde van Oostergo. Net als zijn vader was hij olderman van Leeuwarden.
’Hoge bomen vangen veel wind’
Op de landdag in Sneek in 1522 kwamen vele aanklachten binnen over het beleid van Tjaard. Om een summiere indruk te geven: op eigen gezag zou hij troepen naar het Sticht gezonden hebben, die veel schade hadden berokkend; ter betaling van een troep van vierhonderd man had hij zonder machtiging een belasting van twee stuivers op de floreen geheven; hij had verwarring veroorzaakt en tweedracht gezaaid in eigen gelederen en ook werd hem grote nalatigheid verweten bij het bevel over de troepen, waardoor veel ellende door muiterij ontstond. Ondanks de veelvuldige en toch wel felle aanklachten werd geen actie ondernomen in de richting van de beschuldigde. Een man in een dergelijke positie had natuurlijk zonder meer vele vijanden. In politiek opzicht werd hem gebrek aan vaderlandsliefde verweten; een verwijt dat door zijn tegenstander Jancko Douwama in een scherpe persoonlijk getinte kritiek verwoord werd naar aanleiding van een mogelijk huwelijk tussen zijn dochter en de zoon van Tjaard in een ’Instructie an sijn Wijff’:
"Ick hebbe dij cortelingen gescrewen, woe dw unse dochter niet soldeste ge-wen an Heren Tjaert Burmannije soen; [........] Tjaert den soect der werlt; he bemint hoege dinghen ende begeert te regeren; en daertoe is he gecomen niet met Godt, dan met sunde ende scanden"
over Tjaards vrouw Tets Unia wordt eveneens een fel oordeel geveld:
"se solden hoer kynderen bandreheren ghenoeten maecken, al sullendse met den ene foet daerom in de hel comen".
Baanderheren zijn edelen, die het recht hebben hun welgeboren mannen onder een banier ten strijde te voeren. Een verbinding tussen beide families door middel van een huwelijk was duidelijk niet mogelijk! Over de uitoefening van het ambt van olderman van Leeuwarden door Tjaard had Douwama zo zijn eigen mening:
"de stadt fan Lewerden hadden hem gemaect hoer Olderman; de ere hebbense oeck wal een schoemaecker gedaen bij mijner tijt; so wast dertijt, ende noch wesen mach, allet een gewoente to Lewerden ende oever al Frieslant, dat de jongen luden hoer bij en ander goersammelden up den laetste dach fan December, in de awent stondt ende gingen an den rijcke luden husen singhen ende foerkunden het nije jaer; dat liet Tjaert foerbeden in Lewerden, doer cracht van zijn officie; ende dat foerdroet den Sassen Heren; ende een fan de Heren, genoempt Segemon Meltes, quam up den awent tot saligen Frans Mennema, ende dede so foele, dat se beiden met hoer deners gingen foer Buermannije huis, ende songen dat nije jaer aldaer, hem tot spijt, tot se feer.."
De bezittingen van Tjaard
In het eerste decennium van de zestiende eeuw kunnen wij enkele bezittingen van Tjaard exact terugvinden, allereerst de huisrenten op het Oldehoofster espel en vervolgens de landrenten. Het Oldehoofster espel was één van de rechtsgebieden binnen Leeuwarden.
"Een leegh steed daer Lijsbeth olijslagers kinden up verbrant sint, den steden Tijard Buurmanie; Gosso Kupers huus selff, den steden Tijard Buurmanie; Peter Lambertz. huus Hort Sijard Buurmanie, den steden Marigaerd; [...] Dew Gowertshuus hort Tijard Buurmanie, den steden utsupra (betekent: als boven); Dirck Backers huijs selff, den steden utsupra; [...] Hilek Naaister camer ende steden Tijard voorseid; Tijeths camer ende steden utsupra; Andries Kistemaker huus selff, den steden Tijard Buurmanie ende Peter Jansz. Betaalt van Tjard Burmannie scherp IV pondematen fennen bij dat Blockhuus; IV florijnen. Rijoerdt Smidt II koegras, van Tijart Buurmannie in Burmannia fen; II florijnen. Sijmon Backer...II koegras van Tiard Buurmannia, in Buurmannia fenne; Mester Hemmo II koegras, van Tijard Buurmannia, in Buurmannia fenne; Tijard Buurmania bruijckt selff VII pondematen seedlandt voer IV florijnen, betaalt XVIII pondematen, meden ende seedlandt van olden Her Albert voer XII florijnen".
De brand waarnaar verwezen wordt in de eerste post, is de beruchte stads-brand van 1511 geweest, die dus ook het bezit van Tjaard aangetast heeft. Tot zijn bezittingen behoorden ook enkele landerijen in Smallingerland, Tietjerkstradeel en Idaarderadeel. Nog méér bezittingen: een ’weide ofte fenne....van Burmannia genaempt’ Uit het testament van Tjaards broer Upco, opgemaakt op 13 juni 1557, wordt een goed genoemd waarvan de opbrengst speciaal bestemd werd voor het onderhoud van het Burmaniahuis:
"In den eersten instituere ende maecke erffgenaem ick testator Heer Rijenck van Burmannia, ridder ende drossard tot Coeverden, mijnen neeff in ende tot seeckere nyuwe weide ofte fenne, het tweede keer van Burmannia genaempt, liggende buyten onse L. Vrouwenpoorte deser stede Leuvarden, soeals mij d’selve toecompt welverstaende ende mit conditie nochtans dat d’selve weide nae mijn ende oick zijnen doet altijt ende tot evighen daghe zal bliven vrij ende onbelast in eigendom van de besitter van Burmanniahuys, staende alhier binnen deser stede Leuvarden, den voirnoemden Heer Rienck toebeho-rende, soodat d’selve weide tot ghenen tijden zal moghen worden verset, beswaert noch gealiëneert ende oick tot ghenen tijden zal moghen vererven, comen ofte vervallen in enige vremde graden, niet wesende van de stamme ofte geslachte van Burmannia. Dan zal ’t voirs. Burmanniahuys mitten jaerlijcxe pacht ofte opcomste van de voirs. weide bij den besitter van ’t voirs. huys, die altijt wesen zal moeten van Burmannia geslachte tot evigen dagen jaerlijcx gerepareert ende onderhouden worden."
Vermeldenswaardige gegevens:
• Beroep: Ridder.
Tjaard trouwde met Tets Unia. (Tets Unia werd geboren omstreeks 1480.)
|