Aert Hendricksz van Zwijndrecht
- Geboren: Omstr 1460, Dordrecht
- Huwelijk (1): Anthonia Jacob Jan Wenssen omstreeks 1485 in Dordrecht
- Overleden: Vóór 28 Sep 1534, Dordrecht
Algemene notities:
Was in +/- 1485 burgemeester van Dordrecht.
houtkoopman te Dordrecht, raad (1509/1510, 1513/1514), schepen (1517/1518, 1521/1522, 1525/1526, 1529/1530, 1533/1534) en burgemeester (1533/1534) van Dordrecht.
info: (Ons Voorgeslacht n0.532 december 2001) Aanvullingen gevonden in een doos met ongerubriceerde documenten, berustende in het familiearchief Van Slingelandt. (Hoge Raad van Adel, Den Haag; Familie-archief Van Slingelandt, doos nr.109 (voorlopige paklijst). De transacties lijken verband te houden met een reeds gesignaleerde akte van 13-8-1482, betreffende 'zekere twyst ende gheschylle' tussen Sijmon Jansz., aan de ene zijde, en de gebroeders Willem Henricksz. en Aert Henricksz. aan de andere zijde. In deze zaak zagen Willem en Aert uiteindelijk af van het erfrecht en 'bruijckweer' op het land dat hun oom Sijmon Jansz. bezat en gebruikte. In de doos in het familiearchief Slingelandt bevinden zich vijf doorstoken brieven, daterend uit de jaren 1492-1494. Blijkens de oudste brief van 27-7-1492 verkocht Adriaen Romboutsz. voor schepenen van Dordrecht aan zijn zwager Aert Heynricxzoen: een geheel huis en erf, met nog de helft van een geheel huis en erf, beide gelegen aan de 'poortzijde' van Dordrecht, bij de Tolbrug, tussen het huis genaamd Beyeren en het huis dat Gerrit van Hamersteyn toebehoorde. In de tegelijkertijd gepasseerde tweede brief werd bepaald dat Adriaen Romboutszoen uit het voornoemde huis en erf alsmede uit het halve huis en erf 'gebannen' was. In de daarop volgende jaren probeerde Aert het tweede huis geheel in zijn bezit te krijgen, want in de derde brief van 21-6-1492, verkochten (zijn oom) Sijmon Jansz. en Katelijn Willem Aertszoens' weduwe een derde deel van de helft van het voornoemde huis aan Aert Heynrixzoen. Genoemde verkopers zaten Aert een jaar later nog steeds in de weg, want in de derde brief verbood Aert Heynrixzoen met recht verkregen in het jaargeding gehouden op dinsdag na Pinksteren (d.i. 4 juni 1493) 'dat men besat een derdedeel vander helft ene gehele huijs en erve' zoals dat in de doorstoken brief omschreven was. Schepenen van Dordrecht bepaalden daarbij, dat Sijmons Janszoen en Katelijn Willem Aertszoens' weduwe uit dit derde deel van de helft van het huis en erf 'gebannen waren met een 'vredeban' en dat Aert alle rechten had verworven. In de vijfde brief d.d. 2 juni 1494 tenslotte, verkocht Adriaen Aert Colensz., als man en voogd van Kathelijn Aertsdochter, mede namens de broers Jan Aertsz. en Thonis Aertsz. (machtiging met een 'stedebrief' van Gorinchem), een 'vijffthalven' (4,5 ofwel 2/9) deel van een geheel huis aan de poortzijde van Dordrecht, tussen het huis van Adriaen Romboutsz. en 'den Rooschilt' aan Aert Heynricxzoen. Hoewel nergens sprake is van het resterende 1/9 deel, had Aert Hendricxsz. het tweede huis nu waarschijnlijk geheel in handen. Enkele jaren later was hij nog in het bezit van het eerste huis, want op 3-2-1506 verkocht Aert Heynricxszoen een jaarlijkse erfrente van 1 pond groot Vlaams aan (zijn schoonzuster) Marighe Jacob Jan Weynsdochter, verzekerde op het gehele huis en erf, 'daer hij in woont', gelegen aan de poortzijde bij de Tolbrug, tussen het huis van Lijsbet weduwe van Gerrit van Hamersteyn en het huis genaamd Beyeren. Het tweede huis wordt ook genoemd, en wel in een extract uit het register van wijlen meester Adriaen Wouters, secretaris van Dordrecht. Hierin is sprake van de verkoop op 2-4-1538 door Dirck Adriaensz. die backer van een geheel huis en erf, gelegen aan de poortzijde 'op die vogelmerct', tussen 'den Roeden Schilt' en het huis van Toenigen Aert Henricxsz weduwe et altra. Deze laatste brief is doorstoken met een tweetal latere, waarin als belending werden genoemd: het huis van Anthonetta Aert Heynricxz weduwe (9-9-1550), resp het huis van Cornelis de Jonge (17-11-1559), man van haar kleindochter Hillegond Wensen. Wellicht waren de 'Vogelmerct' (nu: Groenmarkt) uit 1538 en de 'Vogelenzanc' uit 1417 een en dezelfde. In het artikel werd geponeerd, dat het wapen dat het geslacht Wenssen later voerde, afkomstig was uit de 'mannelijke lijn' (Aert Hendricksz.) en niet uit het 15e eeuwse Dordtse geslacht Wenssen. Inderdaad blijkt Aert Henrijcksz. als schepen van Dordrecht in 1518 te hebben gezegels met drie 'heugels' (ketelhaken), het zegel werd ook aangetroffen aan een akte d.d. 5-4-1521. De kleuren blijken uit een aantekening in het handschrift Schaep, 'drie swarte schoorsteen heugels op silver'. Schaep tekende hierbij aan, dat Gouthoeven meende dat het een gouden veld was
Vermeldenswaardige gegevens:
• Beroep: koopman, schepen van Dordrecht.
Aert trouwde met Anthonia Jacob Jan Wenssen, dochter van Jacob Jan Wenssen (Weijnsz) en N.N., omstreeks 1485 in Dordrecht. (Anthonia Jacob Jan Wenssen werd geboren omstreeks 1465 en overleed op 11 Okt 1551 in Dordrecht.)
|