pijl pijl
Vranck Gijsbrechts Van Den Nes
(Vóór 1509-Omstr 1574)
Marijtje (Mariken) Cornelisdr Besemer
(Omstr 1512-)
Cornelis Besemer Vrankensz van den Nes
(Omstr 1533-Vóór 1611)
Truyken Pietersdr.
(Omstr 1545-Na 1611)
Vranck (Franck) Cornelisz. Besemer (van (de) Nes (van Es))
(Omstr 1578-Vóór 1634)

 

Gezin

Partners/kinderen:
1. Seygen (Sijcken) Cornelisdr.

Vranck (Franck) Cornelisz. Besemer (van (de) Nes (van Es))

  • Geboren: Omstr 1578, Heerjansdam
  • Huwelijk (1): Seygen (Sijcken) Cornelisdr. omstreeks 1610
  • Overleden: Vóór 1 Nov 1634, Heerjansdam

opsommingsteken   Vranck was ook bekend als Frank Corneliszn Besemer van den Nes.

Afbeelding

opsommingsteken  Algemene notities:

boer op de ouderlijke hofstede te Groote Lindt (1602, 1603), boer (na de grote vloed van
1610?) te Heerjansdam (1611, 1622), landeigenaar te Groote Lindt, landhuurder te Groote
Lindt en Heerjansdam, overl. tussen 26 februari 1627 en 1 november 1634. Hij huwde ca.
1610 met Seygen (Sijcken) Cornelisdr., geb. naar schatting ca. 1585, kennelijk eerst
dienstmaagd op de hofstede van Floris van Cuyl te Kleine Lindt, sedert ca. 1603/1604 tot in
juli 1608 diens bijzit, weduwe wonende Heerjansdam (1636), overl. mogelijk ca. 1637,
mogelijk dochter van Cornelis Ariensz. Eenichge en Fransken Henricxdr., te Kleine Lindt.
Seygen ondertr. 1e (vermoedelijk op de hofstede van Floris van Cuyl te Kleine Lindt;
proclamaties te Heerjansdam? 17 juli) 1608 (na ruim 4 jaar samenleven) met Floris van Cuyl
Herbertsz. (de oude), ambachtsheer van Kijfhoek (1573-1608) en het Kort Ambacht (1573),
overl. op zijn hofstede te Kleine Lindt tussen 18 juli en 23 augustus 1608, zoon van Herbert
van Cuyl Florisz., ambachtsheer van Kijfhoek en het Kort Ambacht, en Quirina Jansdr.
[Floris was eerst gehuwd met Cornelia Boom54]. Seygen huwde 3e Heerjansdam (1e gebod
Heinenoord 10 augustus) 7 september 1636 met Lau(rens) Teunisz., j.m. van Heerjansdam,
wonende Heinenoord (1631), weduwnaar wonende aan de Blaak (1636), woonde te
Heerjansdam (1639), overl. tussen12 februari 1639 en verm. 18 januari 1649. [Laurens was
eerst gehuwd Heinenoord (1e gebod ald. 9 november, huw. voorwaarden Dordrecht 7
november) 7 december 1631 met Anneken Pietersdr. Cranendonck, weduwe van Jop Pietersz.
Moselaer (Meuselaer) alias van Driel55, ged. Rijsoord 9 maart 1597, overl. (in de kraam) aan
de Blaak in november 1635, dochter van Pieter Jacobsz. Cranendonck, boer te Rijsoord, later
te Ridderkerk, hoogheemraad van de Zwijndrechtse waard, schout van Rijsoord, ouderling,
diaken te Ridderkerk, waarsman van Oud-Reierwaard, en Ingetje Hendricksdr.56].
Op 30 juni 1603 deed Vranck Corneliss. Besemer in handen van de Groote Lindtse schout
Adriaen Adriaenss. Vinck en in aanwezigheid van twee heemraden de gelofte, dat hij een
rentebrief had gepasseerd ten behoeve van Aert Hermanss. Woer inhoudende 75
Carolus(Car.)gld. hoofdgeld57. Inderdaad werd die dag te Groote Lindt een rentebrief
opgemaakt ten behoeve van de binnen Dordrecht wonende Woer. Als Vranck Corneliss. van
Es verkocht hij toen aan Woer een rente van 6 rijnsgld. jaarlijks welke hij verzekerde op zijn
‘huys, hoff, betelinge daer op ende omme staende’ in Groote Lindt. Aan de oostzijde was dit
goed belend aan ‘den Heylige Geestslande’ binnen Dordrecht en westelijk aan Rochus Franss.
met zijn land. 3 Morgen 1 hond land was belast met 50 gld. sjaars lijftocht ten behoeve van
Willem Huygenss. en dat volgens de daarvan bestaande rente- of lijftochtbrief. Voorts was dit
perceel nog belast met 500 gld. hoofdgeld t.b.v. Nyclaes Kuys of diens erfgenamen, met 158
gld. hoofdgeld t.b.v. de erfgenamen van Jan Corneliss. de Buffkens en met 208 Car. gld. 2 st.
hoofdgeld t.b.v. van de erfgenamen van voornoemde Kuys. In de marge van deze akte staat
dat op een zekere, niet meer te lezen datum (dit moet 16 juli 1618 zijn geweest; zie hierna)
Willem Geeritss. Verhoutert, voor hemzelf en met procuratie van Dircxen Kuysten, weduwe
en boedelhoudster van Dirck van der Hoeve, zijner huisvrouwen zuster, compareerde en
verklaarde dat de brief inhoudende 500 gld. voldaan was en beloofde nog de rentebrief van de
erfgenamen van Jan Corneliss. de Bouffkens over te leveren. De brief van Aert Hermanss.
Woer beloofde Vranck Corneliss. te vertonen aan de schout en gerechten te Groote Lindt
omdat deze betaald was58
.
Bij akte van 5 oktober 1611 verklaarde Aert Hermanss. Wor, burger en wijnkoper te
Dordrecht, uit handen van de op Heerjansdam woonachtige Vranck Corn(elisz.) van Nes met
70 Car. gld. betaald te zijn en dat vanwege aflossing en volle betaling van een
schepenschuldbrief inhoudende 75 Car. gld.59
.
Willem Geeritss. Verhoutert, voor hemzelf en met akte van procuratie (voor notaris Frans
Bruyning te Amsterdam d.d. 6 juni 1618) van Dircxken Kuysten, weduwe en boedelhoudster
van Dirck van der Hoeven, geassisteerd met haar oudste zoon Dirck van der Hoeven, verkocht
op 16 juli 1618 aan Adriaen Ad(riaen)s, hoogdijkheemraad van Zwijndrecht, wonende op
Heerjansdam, voor de ene helft en aan Vranck Corneliss. Besemer, wonende op Heerjansdam,
voor de andere helft, 3 morgen 1 hond in het hoofdambacht van Groote Lindt, ‘streckende van
den dijck aff inne noortwaerts tot de lindewech toe’
60. Vervolgens werd er een akte
opgemaakt waarin Adriaen en Vranck verklaarden aan Verhoutert en Dircxken 888 gld. 5 st.
schuldig te zijn als zijnde het restant van de koopsom van het genoemde perceel land. Op 20
augustus 1627 vertoonde Arien Ariens deze doorsneden en dus afgeloste schuldbrief aan de
heemraden te Groote Lindt60. Het voornoemde stuk land was dus voormalig ouderlijk goed
van Vranck Besemer en zijn zuster. Vranck had dit land echter in 1602 van zijn ouders
gekregen, maar doordat dit zwaar met schulden was belast moest het worden vrijgekocht.
Vranck Corneliss., wonende op Heerjansdam, transporteerde bij akte van 24 mei 1622 aan
‘sijn swager’ Adriaen A(driaenss.) de gerechte helft van 3 morgen 1 hond ‘met alles datter op
is’ in Groote Lindt, waarvan de wederhelft aan Adriaen toebehoorde en dat volgens de
eigenbrief (= eigendomsakte) van 16 juli 1618. De reden was dat Adriaen toen alle
kooppenningen had moeten opbrengen die zij schuldig waren aan Verhoutert en Dircxken
Kuysten61. Misschien was het voornoemde perceel identiek met het stuk huurland van
dezelfde grootte dat Vranck in 1611 van zijn moeder overnam (zie aldaar)47
.
In of omstreeks 1610 vond Vranck van den Nes zijn bruid in de voormalige bijzit van de in de
zomer van 1608 gestorven Floris van Cuyl, ambachtsheer van Kijfhoek, die op een hofstede in
Kleine Lindt had gewoond. Interessant is de voorgeschiedenis van deze vrouw. De ambachtsheer
had bij haar kinderen nagelaten en haar uiteindelijk op zijn sterfbed getrouwd. Op 18 juli 1608
ontbood Floris van Kuyll, ambachtsheer van Kijfhoek, ‘sieck ende cranck te bedde liggende ende
sittende in zijn eyghen huys inde kuecken’ de schout en heemraden van Kleine Lindt op zijn
hofstede aldaar en liet zijn testament opmaken. Hij verklaarde ‘alsoo hij met Sicken Cornelis dr.
over de vier jaere hadde huys gehouden als met zijn echte huysvrauwe hoe wel het niet en was
gebleecken int openbaer voorde kercke, ende nu met haer ondertraut was op den seventienden
deezer’. Hij beloofde haar te trouwen zodra de drie huwelijksproclamaties waren geschied. Hij
verklaarde, dat zijn kinderen bij Sicken en zijn voorkinderen bij zijn eerste vrouw zijn erfgenamen
zouden zijn. Aan Sicken (Sijcken) vermaakte hij ‘vooir haeren erbeyt ende verdinde loon ende
groote moe(i)te die zij met den testateur gehadt heeft’ 800 rijnsgld., waarvan 400 gld. ineens en
400 gld. een jaar na zijn overlijden, alsmede alles wat tot haar lijf behoorde (kleding en sieraden)
en al wat hij bij zijn leven aan haar had gegeven.
Voorts zou zij het bed met toebehoren krijgen ‘daer den vooirnoemde testatuer op legt’ of het
bed dat in de keuken staat (= hetzelfde?). Indien zijn kinderen bij Sicken op jonge leeftijd
zouden komen te overlijden of indien zij in hun huwelijk geen kinderen zouden nalaten,
diende hun erfdeel te komen aan hun verwanten Van Cuyl en zouden hun ‘vrienden’ van
moederszijde daar niet van mogen profiteren62
.
Twee dagen ervoor, op 16 juli 1608, was Matthias Hop(p)el, predikant te Heerjansdam, voor
de vergadering van de Classis te Dordrecht verschenen met het verzoek van seignieur Cuyl,
ambachtsheer van Kijfhoek, welke ‘lach in grooter kranckheyt ende tot noch toe in onechte
geseten hadde, bij dewelcke hij drij kinderen hadde geprocreert, opdat hij deselve kinderen
soude mogen legitimeren’ of hij naar kerken gebod zou mogen trouwen. De ‘broeders’ op de
vergadering maakten hier echter bezwaar tegen omdat dit tegen het gebruik der kerk en tegen
de ‘ordinantie’ van de Heren Staten inging63. Niettemin trad de ambachtsheer kort nadien toch
met zijn bijzit in het huwelijk.
Reeds op 23 augustus 1608 was Van Kuyl niet meer in leven, toen zijn gelijknamige zoon
hem al was opgevolgd64
.
Op 14 januari 1610 compareerden te Kleine Lindt Floris van Kuyll, ambachtsheer van
Kijfhoek, en Gerlooff Jacopss. Verboere (Verboorn), als man en voogd van Grietken van
Kuyll, en Maycken van Kuyll met haar broer voornoemd als haar gekoren voogd, en mede
namens Herber Floriss. van Kuyll en Krintken van Kuyll, ‘die haer vaeder lest geprocureert
heefft bij Sijcken Cornelisdr’, met nog schout Aert Krijnen als oppervoogd der twee
weeskinderen, en transporteerden 6 morgen land in Kleine Lindt aan Aert (= Arent)
Mertenss., ambachtsheer van Schobbelandsambacht65
.
Dezelfde dag verkocht Arent Mertenss. een rente van 18 Car. gld. jaarlijks, dat verzekerd was
op dit land, aan Floris van Kuyll als bloedvoogd van de twee weeskinderen bij Sijcken
Cornelisdr. en dat ten behoeve van deze kinderen. Deze rentebrief werd op 16 januari 1627
tenietgedaan66
.
Overigens sprak predikant Hoppel op 16 juli 1608 voor de Classis Dordrecht van drie
kinderen bij de bijzit van de ambachtsheer. Wellicht was in de zomer van 1608 een derde kind
gestorven? Interessant m.b.t. het gezin van de voormalige ambachtsheer is ook een akte
gedateerd 10 januari 1610. Toen compareerden te Kleine Lindt: Floris van Kuyll Floriss.,
ambachtsheer van Kijfhoek, Gerloff Jacobss. Verboorn, man en voogd van Marquretha van
Kuyll, Maria van Kuyll, geautoriseerd door haar bloedvoogd Casper Boom en met consent
van de schout en gerechten van Kleine Lindt als oppervoogden voor de kinderen van wijlen
ambachtsheer Floris van Kuyll bij zijn eerste vrouw Cornelia Boom, en nog Floris en Gerloff
als naaste bloedvoogden van de twee nakinderen bij wijlen de ambachtsheer zijn tweede
vrouw Sijken Cornelisdr., genaamd Herbert en Quirinken van Kuyll. Zij verklaarden het
testament van Floris en zijn eerste vrouw van 5 juli 1602 en dat van Floris van 18 juli 1608,
alsmede de staat en inventaris van diens nagelaten boedel, nagezien te hebben en kwamen
vervolgens tot schifting. Zoon Floris verkreeg de hofstede -’huysinge, berch ende schuir’- met
toebehoren te Kleine Lindt, dat aan de noordzijde was belend door de dijk van den Hooghen
Nes, ten westen door het land van den Hooghen Nes en oostelijk door ‘den dijck van
Swijndrecht’, alsmede al de huurlanden die zijn vader had gebruikt met nog ‘silverwerck
huysraet’, die hij uit het erfhuis had gekocht. Hiervoor deed hij geldelijke uitkeringen aan de
mede-erfgenamen van zijn vader. Zijn halfbroer en -zuster Herbert en Quirinken ontvingen
1½ morgen weiland in Kleine Lindt, dat gebruikt werd door Frans Lauwen, de eerder
genoemde jaarlijkse rente van 18 Car. gld., een obligatie en nog wat geldelijke uitkeringen,
waaronder 21 gld. aan rouwklederen67
.
Of de twee hooggeboren voorkinderen van zijn vrouw bij stiefvader Vranck van den Nes op
de boerderij kwamen wonen is niet zeker. Wellicht werden zij elders opgevoed conform de
sociale status van de familie Van Cuyl. Zo was Vrancks stiefdochtertje Quirinken van Cuyl
voor haar opvoeding op zeker moment ondergebracht bij ene predikant Henricus Schuyling,
zoals hierna nog zal blijken. Wie deze predikant was is nog een raadsel68. Wellicht heette hij
ten rechte Hermannus Schuyling of Schuylius, in 1608, ten tijde van het overlijden van de
ambachtsheer van Kijfhoek, predikant te Voorhout en in 1619 in emeritaat overleden. Hij was
de schoonvader van Maria van Cuyl, de veel oudere halfzuster van Quirinken van Cuyl, die
was getrouwd met ds. Everhardus Schuylius (ca. 1588-na 1664)69
.
Rond zijn twintigste jaar in 1624 woonde stiefzoon Herbert van Cuyl op ‘thuys behoorende
tot Schiedam’ (aanvankelijk stond in de akte ‘Heerjansdam’ geschreven, doch dit werd
doorgehaald), waarmee het Huys te Riviere ofwel de burcht van Mathenesse bedoeld zal
zijn70. In 1632 trouwde hij evenwel, als jonggezel van Heerjansdam en wonende onder
Fijnaart, te Barendrecht, zodat hij toch tenminste enige tijd bij zijn stiefvader Van den Nes op
Heerjansdam gewoond zal hebben. De voornoemde feiten geven wel aan dat Van den Nes een
bruid had gevonden met een ongewone achtergrond voor een boerin op het eiland
IJsselmonde!
Francq Corn(elisz.) van den Nes, wonende op Heerjansdam, attesteerde op 12 januari 1619
voor een Dordtse notaris ten verzoeke van Arien Wijten, Jan Jacobss. Hoywagen en Pleun
Lendertss., heemraden van Heerjansdam, dat hij mede tegenwoordig was geweest voor de
‘here commissarissen’ toen ene Joris Henricxss. Smith van Heerjansdam de eed aflegde. De
akte handelt over de kwaliteit pachtland van de Vrouwe van Heerjansdam en vermeldt ook dat
Francq van 1626 tot Kerstmis 1633 5 morgen van de Vrouwe in huur had. 3½ morgen hiervan
had hij in huur overgenomen van Abram Mathijss. (= Hoppel) en 1½ morgen hiervan lag voor
zijn huis te Heerjansdam. Hij verklaarde nog dat hij dit huurland ‘vuyt de hande moste
breecken van (de) de voors. vrouwe, alsoo hij getuyge die van doen hadde om sijn kinderen
int werck te houden’; m.a.w. met veel moeite had hij pachtland van de ambachtsvrouwe los
kunnen krijgen om zijn boerenbedrijf rendabel te kunnen voortzetten. Naast dit huurland lag
een perceel van 9 morgen die Arien Arienss. van de ‘Heilige Geest ter Groote Kerk’ te
Dordrecht had gehuurd. In deze laatstgenoemde persoon meen ik de zwager van Francq te
herkennen71
.
In het in 1626 opgestelde kohier der 1000e penning over Heerjansdam komt Vranck Besemer
niet voor52
.
Aert Crijnen, schout van Kleine Lindt, oud 59 jaar, en Fransken Henricxdr., huisvrouw van
Cornelis Arienss. Eenichge, oud 70 jaar en wonende in Kleine Lindt, legden op 26 februari
1627 voor een Dordtse notaris op verzoek van Franck Corneliss. van den Nes de verklaring
af, dat zij nog wisten dat de predikant Henricus (Hermannus?) Schuyling beloofd en
aangenomen had om het dochtertje van ambachtsheer Floris van Cuyl te onderhouden en op te
voeden en van het haar toekomende kapitaal, dat gedeeltelijk onder hem berustte, slechts de
interest te hebben. Het kapitaal zou in zijn geheel aan het dochtertje toekomen, zonder
alimentatie aan diens eigen kinderen72. Het betrof hier dus Krintgen of Quirinken Florisdr.
van Cuyl, de voordochter van de vrouw van Van den Nes.
Seygen Coorn(elisdr.), weduwe van Franck Coorn(eliss.), in leven inwoner van Heerjansdam,
geassisteerd met Aerdt Krijnnen als haar voor de gelegenheid gekoren voogd, enerzijds, en
anderzijds Coorn(elis) en Arien Francken, voor henzelf, en Adryaen Arinsen als voogd van de
nagelaten weeskinderen van Franck bij Seygen: Isaeck Francken, oud ca. 14 jaar, Geertruyt
Francken, oud ca. 17 jaar, en Mayken Francken, oud ca. 12 jaar, kwamen op 1 november
1634 tot een akkoord. Seygen zou in de boedel blijven zitten, bestaande uit een ‘huis, hooff,
beerch, keeten als huierlanden’, inboedel etc. en daarvoor zou zij de onmondige kinderen tot
de leeftijd van 18 jaar onderhouden, waarna ieder kind 50 Car. gld. en de kleding van hun
vader uitgereikt zouden krijgen. Op 1 november 1635 zou zij 50 gld. aan haar zoon Coornelis
betalen en voorts op die datum in de volgende jaren eenzelfde bedrag tot alle kinderen betaald
zouden zijn73
Lau Thonissen, voor zichzelf en Anthonis Pettersen voor zichzelf en namens Arien Gerritsen
Potter, en Coornelis Francken, voor zichzelf en namens Arien Franken en zijn andere zusters
en broeders, transporteerden op 28 september 1638 een griend met daarop staande struiken in
Kleine Lindt, welke gebruikt was geweest door Coornelis Ariensen74. Lau was de derde
echtgenoot van de toen mogelijk al overleden Seygen Cornelisdr. en Coornelis en Arien
Francken met hun broeders en zusters waren kinderen uit de eerste twee huwelijken van
Seygen, maar het is mij niet duidelijk op welke wijze Anthonis Pettersen en Arien Gerritsen
Potter, die mede een aandeel in deze griend bezaten, eventueel in het familieverband te plaat-
sen zijn. Mogelijk hadden zij gewoon door koop een deel van de griend in hun bezit gekregen.
Lau(rens) Teunisz. vestigde zich na zijn huwelijk met de weduwe van Franck van den Nes
weer te Heerjansdam. Zo leende hij als inwoner aldaar op 12 februari 1639 100 Car. gld. van
de armmeester van Heerjansdam, waarvoor hij zijn huis en erf aan ‘Sheerendijck’ als
zekerheid stelde. Dit goed was belend zuidoost: Jan Jacobsen Hoywaghen en noordoost: de
weduwe van Joost Arinsen Hoeywaghen75
.


Afbeelding

Vranck trouwde met Seygen (Sijcken) Cornelisdr. omstreeks 1610. (Seygen (Sijcken) Cornelisdr. werd geboren omstreeks 1585 en overleed omstreeks 1637.)




Startpagina | Inhoudsopgave | Achternamen | Naamlijst

Deze webpagina werd gemaakt op 10 Mei 2024 met Legacy 9.0 van MyHeritage; inhoud copyright en onderhouden door aprins@hotmail.com