pijl pijl pijl pijl
Vincent Ferdinand Jacob van Gogh
(1789-1874)
Elisabeth Huberta Vrijdag
(1790-1857)
Willem Gerrits Carbentus
(1792-1845)
Anne Cornelia van der Gaag
(1792-1855)
Theodorus van Gogh
(1822-1885)
Anna Cornelia Carbentus
(1819-1907)

Vincent Willem van Gogh
(1853-1890)

 

Gezin

Vincent Willem van Gogh

  • Geboren: 30 Mrt 1853, Voormalig huis op Markt 26 (afgebroken in 1903), Zundert
  • Overleden: 29 Jul 1890, Auvers-sur-Oise, Val-d'Oise, Île-de-France op 37-jarige leeftijd
  • Begraven: Auvers-sur-Oise, Val-d'Oise, Île-de-France
Afbeelding

opsommingsteken  Algemene notities:

Aantekeningen


Vincent Willem van Gogh (Zundert, 30 maart 1853 – Auvers-sur-Oise, 29 juli 1890) was een Nederlands kunstschilder. Zijn werk valt onder het postimpressionisme, een kunststroming die het negentiende-eeuwse impressionisme opvolgde. Van Goghs invloed op het expressionisme, het fauvisme en de vroege abstractie was enorm en kan worden gezien in vele andere aspecten van de twintigste-eeuwse kunst. Het Van Gogh Museum in Amsterdam is gewijd aan het werk van Van Gogh en zijn tijdgenoten. Van Gogh wordt tegenwoordig gezien als een van de grote schilders van de 19e eeuw. Deze erkenning kwam echter pas laat. Tijdens zijn leven werd er waarschijnlijk maar één schilderij verkocht[bron?]: De rode wijngaard (Poesjkinmuseum in Moskou). Anna Boch, een Belgische kunstenares en zus van zijn vriend Eugène Boch kocht het voor 400 toenmalige frank op de expositie van de Brusselse Les XX in 1890, een paar maanden voor Van Goghs dood. Er verliepen maar drie jaar tussen zijn zwaarmoedige De aardappeleters (1885) en de kleurenexplosie in het zuidelijke Arles (1888). Van Gogh produceerde al zijn werk in slechts tien jaar, voordat hij begon te lijden aan een zenuwziekte en, naar men algemeen aanneemt, zelfmoord pleegde. Zijn roem groeide na zijn dood snel.

Biografie

Jonge jaren

Familie Van Gogh

Vincent van Gogh, 1866

Theo van Gogh in 1888 Vincent werd geboren in het Brabantse Zundert, een dorpje vlakbij de Belgische grens, als zoon van de predikant Theodorus van Gogh en Anna Cornelia Carbentus. Precies een jaar voor zijn geboorte hadden zij ook al een zoon gekregen die zij Vincent noemden, hoewel hij doodgeboren was. In totaal kreeg het echtpaar drie meisjes en drie jongens, onder wie Theo, die vier jaar na Vincent geboren werd. Als kind was Vincent een zwijgzame, enigszins in zichzelf gekeerde jongen. Op zijn achtste ging hij naar de dorpsschool, maar het jaar daarop werd hij al weer van school gehaald. In plaats daarvan kreeg hij thuisonderwijs. Per 1 oktober 1864 ging Vincent naar de kostschool van Jan Provily in Zevenbergen waar hij twee jaar verbleef. Op 15 september 1866 werd hij ingeschreven aan de Rijks HBS Koning Willem II te Tilburg gevestigd in het voormalige paleis van Koning Willem II en het huidige Paleis-Raadhuis van Tilburg. In het tweede jaar werd hij van school gehaald, mogelijk omdat zijn vader de school niet kon betalen. Op zijn zestiende werd Vincent jongste bediende bij het Haagse filiaal van de kunsthandel Goupil & Cie op de Plaats. Oorspronkelijk was dit de kunsthandel van zijn oom Vincent van Gogh, die vervolgens partner was geworden van de kunsthandel Goupil in Parijs. In 1872 begon Vincent te corresponderen met zijn jongere broer Theo. Deze kwam per 1 januari 1873 ook in dienst van Goupil & Cie, in het filiaal te Brussel. In juni van dat jaar werd Vincent in het filiaal te Londen geplaatst. Hij werd verliefd op de dochter van zijn hospita, maar ze was al verloofd met een andere kostganger en Vincent maakte een depressieve periode door. In 1873 was hij korte tijd werkzaam op het hoofdkantoor in Parijs, en vervolgens weer op het filiaal te Londen. In 1874 werkte Vincent nogmaals korte tijd op het hoofdkantoor. Zijn depressie hield aan en per 1 april 1876 werd hij ontslagen. Zijn oom Vincent was diep teleurgesteld in zijn neef en trok zijn handen van hem af. Vincent werd onderwijzer in Ramsgate, en vervolgens onderwijzer en hulpprediker in Isleworth. Op 4 november hield hij zijn eerste preek. Vanaf januari 1877 was hij weer in Nederland. Hij werkte korte tijd in een boekhandel te Dordrecht en in mei verhuisde hij naar Amsterdam om zich voor te bereiden op het staatsexamen, dat hem toegang zou verschaffen tot de studie theologie. Hij logeerde bij zijn oom Johannes van Gogh, die commandant was van de Amsterdamse marinewerf. Vincent haakte in 1878 af, zonder staatsexamen te hebben gedaan, onder meer te wijten aan zijn desinteresse in de Latijnse en Griekse taal. Hij volgde een korte opleiding op een zendelingenschool te Laken bij Brussel. In december 1878 werd hij naar de Borinage gestuurd, waar hij onder de mijnwerkers werkte als lekenprediker. Tijdens deze periode begon hij zijn kunstenaarsroeping te volgen. Hij maakte veel expressieve schetsen en tekeningen, waarbij hij zich liet inspireren door meesters als Rembrandt en Millet. In 1880 raakte hij bevriend met de jonge schilder Anthon van Rappard. Hij kreeg nu ook geld van zijn jongere broer Theo. Nu eerst begon zijn explosieve maar dramatische odyssee, die nauwelijks tien jaar zou duren. Aan de vriendschap met Van Rappard kwam na een ongelukkig misverstand een eind, waarna Vincent nog een half jaar in Brussel verbleef. Tijdens de eerstvolgende vijf jaren woonde hij bij zijn ouders die inmiddels via Helvoirt naar Etten waren verhuisd. Hij bleef zich in deze periode toeleggen op de kunst en maakte talloze – steeds beter uitgevoerde – tekeningen en schilderijen. Aanvankelijk werd hij nog erg getrokken door het plan om voor tijdschriften te tekenen en op die manier zijn geld te verdienen en het duurde lang voordat hij dit ideaal losliet. Vervolgens woonde hij zelfstandig in Den Haag, en te Nuenen. Hij worstelde in Den Haag met een problematische relatie met 'Sien', die in werkelijkheid Christine Hoornik heette. Het was een arme vrouw met een alcoholprobleem en een verleden als prostituee. Zij baarde in 1882 een zoon, maar er zijn nooit bewijzen gevonden dat Vincent de vader was. De relatie verslechterde spoedig en Sien pakte haar oude beroep van prostituee weer op. Vincent ging eind 1881 op 28-jarige leeftijd voor ongeveer drie weken bij zijn aangetrouwde neef Anton Mauve (die getrouwd was met zijn nicht Jet Carbentus) in diens Haagse atelier werken. Via hem kwam hij in contact met het werk van onder anderen Jacob en Matthijs Maris, Weissenbruch, Mesdag, Breitner en Israëls. Mauve gaf Vincent schilderles. Zijn invloed op Vincent was groter dan doorgaans wordt aangenomen. Thema’s als spitters, aardappeleters en houtverkopers heeft hij van Mauve overgenomen. Door zijn relatie met Sien Hoornik kwam Vincent in conflict met Mauve en Tersteeg, zijn vroegere chef bij Goupil. Toen Anton Mauve op 5 februari 1888 op nog geen vijftigjarige leeftijd plotseling te Arnhem overleed, droeg Vincent in Arles zijn Souvenir de Mauve, roze bloeiende perzikbomen, aan hem op. Drenthe

Ophaalbrug in Nieuw-Amsterdam (1883) In 1883 verbrak hij de relatie met Sien en vertrok vanuit Den Haag naar Drenthe, waar hij op 11 september arriveerde te Hoogeveen. Deze keuze was ingegeven door zijn broer Theo die op de Parijse Salon van 1882 een landschapsschilderij van de Duitse schilder Max Liebermann zag. Liebermann bezocht elk jaar gedurende de zomer Drenthe (Zweeloo) om daar te schilderen. Ook Anton Mauve (getrouwd met een nichtje van zijn moeder) en zijn schilder- en studievriend Anthon van Rappard adviseerden hem Drenthe te bezoeken. Theo financierde de reis per trein van station Hollands Spoor (Den Haag) naar Hoogeveen. Van Gogh verbleef 18 dagen bij logementhouder Albertus Hartsuiker te Hoogeveen. In deze periode maakte hij uitstapjes in de omgeving en legde zich toe op het schilderen van landschappen en figuren. Op 2 oktober van dat jaar vertrok hij per trekschuit naar Nieuw-Amsterdam. Daar nam hij zijn intrek in het logement van Hendrik Scholte. Dit huis is in 2002 gerestaureerd: het museale 'Van Gogh Huis' herinnert aan Van Goghs verblijf in Drenthe. Nuenen

De aardappeleters (1885) Op 4 december 1883 vertrok hij weer naar Hoogeveen om de volgende dag de trein te nemen naar zijn ouders in Nuenen. In zijn schilderijen uit deze tijd legde Vincent vaak het hardvochtige boerenleven vast; aan deze tijd herinnert onder andere Het Weefgetouw, Twee boerinnen, spittend en de zeven afbeeldingen van windmolen De Roosdonck. Eind april 1885, een maand na het onverwachte overlijden van zijn vader, schiep hij zijn eerste, evenwel sombere, maar uitermate expressieve meesterwerk De aardappeleters. In november van datzelfde jaar vertrok Van Gogh naar Antwerpen. Verschillende tekeningen en schilderijen die hij bij zijn familie achterliet, zijn verloren gegaan toen zijn moeder en zuster Willemien begin 1886 naar Breda verhuisden. Antwerpen en academie Aangekomen in Antwerpen betrok hij een kleine kamer. In januari daarop liet hij zich inschrijven aan de Academie. Hij was toen 32 jaar. Ondanks zijn bewondering voor het coloriet en de penseelvoering van Peter Paul Rubens hield hij het geen drie maanden vol: door toedoen van Eugène Siberdt, een leraar van de cursus "Tekening figuur naar het leven" raakte hij uitgeput en overwerkt, en Siberdt stuurde hem weg. In deze tijd kwam Van Gogh onder de indruk van de Japanse prenten, die hij gretig ging verzamelen. In Antwerpen was Vincent ziek geworden en had een aantal tanden verloren. Bovendien was er syfilis bij hem geconstateerd. Parijs

Portret van père Tanguy, 1887 In maart 1886 verliet hij onverwachts België. Hij ging inwonen bij Theo in Parijs, Rue Lepic 54 in Montmartre, waar hij een eigen atelier kreeg. Hier werkte hij verder aan zijn artistieke doorbraak. Hij raakte bevriend met Henri de Toulouse-Lautrec en met Emile Bernard, terwijl hij bewondering had voor de bloemstillevens van Adolphe Monticelli, de romantische Eugène Delacroix en de allegorische Pierre Puvis de Chavannes. Belangrijker nog was zijn contact met het Franse impressionisme, tien jaar na het ontstaan. De reeks "Salons des Impressionistes" waren voorbij en Paul Signac, met wie hij vaak ging schilderen in Asnières, worstelde als post-impressionist met het divisionisme. Georges Seurat, Paul Gauguin, Camille Pissarro en Armand Guillaumin behoorden tot zijn kennissen. De relatie tussen Vincent en Theo kwam enige tijd onder druk te staan toen bleek dat Vincent voortdurend met Jan en alleman ruzie maakte. Pas tegen het eind van Vincents verblijf knapte de relatie weer op en kregen de broers weer een zeer innige band. Ook gedurende deze periode werkte Vincent onvermoeibaar hard ten koste van zijn gezondheid. Arles Het Parijse leven was erg druk voor de zwakker wordende Van Gogh, en vaak ook grauw en koud. Hij was 34 jaar oud toen hij Parijs verliet in februari 1888. Hij ging naar Arles in het zuiden van Frankrijk in de Camargue. Het was er echter al even koud: het vroor er en er lag sneeuw. Onder de Franse zuiderzon maakte Vincent van Gogh zijn meest opzienbarende werken in een koortsachtig tempo, soms meerdere op een dag. Het werden echter zijn laatste twee levensjaren, met dramatische crises. Hij wilde de Middellandse Zee ontdekken en trok voor een vijftal dagen naar het nabijgelegen Les-Saintes-Maries-de-la-Mer, waar hij onophoudelijk schetsen en tekeningen maakte van de omgeving. Terug in Arles bracht hij zijn bekende "Vissersboten op het strand" op het doek. Ook zijn kenschetsende portretten ontstonden in deze periode, zoals van de zouaaf, van Roulin en Eugène Boch.

Caféterras bij nacht Ruzie met Gauguin Hij huurde het "Gele huis", schilderde het indrukwekkende "Nachtcafé" en verwerkte uitzonderlijke motieven van oogst, wijngaard en cipressen. Op 23 oktober 1888 kwam Paul Gauguin bij hem logeren, maar nauwelijks twee maanden later volgde de breuk, tijdens een hoog oplopende ruzie over de plaatselijke cafébazin. Bovendien waren ze verliefd op haar zodat ze haar al vele malen geschilderd hadden. Van Gogh haalde met zijn scheermes uit naar Gauguin, die zich nog net kon verweren, maar Van Gogh sneed per ongeluk zijn eigen oorlel af. Anderen beweren dat hij zelf uit eigen kracht een stuk van zijn oor sneed en dat de tinnitus waaraan hij leed hier de aanleiding toe was. De Duitse kunsthistorici Hans Kaufmann en Rita Wildegans onderzochten gedurende tien jaar politierapporten, getuigenverklaringen en brieven van de beide schilders. Volgens hen zou Paul Gauguin van plan zijn geweest het Gele Huis in Arles na een verblijf van twee maanden te verlaten. Van Gogh zou hem boos achterna de straat op zijn gelopen, waarop een ruzie zou zijn ontstaan en Gauguin uithaalde met zijn degen en daarmee een deel van Van Goghs oor afhieuw. Daarna zouden ze hebben afgesproken hierover te zwijgen: Gauguin om strafvervolging wegens het toebrengen van letsel te ontlopen en Van Gogh om de vriendschap te behouden. Vervolgens zou Van Gogh zijn oorlel aan een prostituee hebben gegeven en terug naar huis zijn gegaan. De Duitse kunstwetenschappers vinden steun voor hun stelling in de laatste brief van Van Gogh aan Gauguin. Daarin schreef hij: "Jij bent stil, ik zal het ook zijn." Ook in brieven aan zijn broer Theo menen zij impliciete verwijzingen naar het incident te kunnen herkennen. In 2008 publiceerden zij hun bevindingen in een boek (zie onder Literatuur).[1] Curator Leo Jansen van het Van Goghmuseum wijst hun conclusie af. De aangevoerde bewijzen zijn voor een groot deel uit hun verband getrokken.[2] In januari 1889 was van Gogh hersteld en ging hij opnieuw driftig aan het werk aan herhaalde versies van "La Berceuse", waarvoor Madame Roulin model zat. Verder schilderde hij nieuwe variaties "Zonnebloemen". De buurtbewoners maakten zich echter zorgen om de "vagebond" in het "Gele Huis".[3] Saint-Rémy-de-Provence Zijn broer Theo trouwde in april te Amsterdam met Johanna Gesina Bonger. Het ging weer minder goed met Vincent en hij werd opgenomen te Saint-Rémy-de-Provence, in de instelling Saint-Paul-de-Mausole aan de voet van de Alpilles. Men richtte er zelfs een klein atelier in, waarin hij kon schilderen tijdens de steeds zeldzamer momenten zonder zenuwcrisis. Het was de tijd van de "Irissen" en de "Seringen". De naam Van Gogh was intussen doorgedrongen tot België en in januari 1890 werd hij uitgenodigd op de expositie van Les XX te Brussel. Hij nam eraan deel met vijf schilderijen. Op deze tentoonstelling werd "De rode wijngaard" gekocht door Anna Boch. De zenuwinzinkingen volgden elkaar op, maar Van Gogh bleef doorwerken en in april toonde Theo tien werken op de "Salon des Indépendants". Vincent verliet de instelling van Saint-Rémy-de-Provence en reisde naar Auvers-sur-Oise, waar dokter Gachet woonde. Op doorreis bezocht hij Theo en diens vrouw in Parijs. Auvers

Graven van Vincent van Gogh en zijn broer In mei kwam hij in Auvers aan en huurde er een zolderkamer in de herberg van Ravoux. Weer schilderde hij portretten, onder meer het bekende portret van Dr. Gachet. De eindeloze gele korenvelden met de donkerblauwe, vaak wervelende hemels rond Auvers werden nu zijn herhaalde motieven. Broer Theo en zijn vrouw Jo kwamen nog eens een dag doorbrengen bij hem, in juni en in juli liep hij zelf nog eens naar Parijs om bij hen op bezoek te gaan. Zelfmoord Algemeen wordt aangenomen dat Van Gogh zichzelf op 27 juli 1890, 37 jaar oud, in de borst verwondde met een pistool. Hij wilde zichzelf door het hart schieten, maar maakte een klassieke fout door te denken dat het hart zich ter hoogte van de linkertepel bevindt. Daardoor stierf hij pas op 29 juli aan inwendige bloedingen, met Theo aan zijn zijde. De Amerikaanse kunstkenners Steven Naifeh en Gregory White Smith, die tien jaar onderzoek naar de schilder hebben gedaan, concluderen echter in hun biografie Van Gogh: The Life[4] (oktober 2011) dat Van Gogh mogelijk geen suïcide heeft gepleegd, maar dat het dodelijke schot kan zijn gelost tijdens een onduidelijk voorval waarbij twee jongens betrokken waren. Zij wijzen er in dit verband op dat het vuurwapen nooit is gevonden. Alhoewel vooralsnog nog steeds wordt uitgegaan van zelfdoding, kan het nieuwe scenario uit de biografie ook niet worden uitgesloten, omdat de omstandigheden die tot Van Goghs dood leidden nooit helemaal zijn opgehelderd. Een half jaar later overleed ook Theo. Deze liet een zoon achter, Vincent Willem, de grootvader van de bekende cineast en columnist Theo van Gogh. Vincent en zijn broer Theo liggen begraven op de begraafplaats van Auvers-sur-Oise. Nalatenschap

Van Gogh - Grassnijder.jpg Jongeman, gras snijdend met een sikkel, oktober 1881 Vincent van Gogh - Hutten.jpg Hutten, september 1883 Nuvola single chevron right.svg Zie Lijst van schilderijen van Vincent van Gogh voor het hoofdartikel over dit onderwerp. In Nederland zijn vele van zijn werken te bezichtigen in het Van Gogh Museum in Amsterdam. Ook het Kröller-Müller Museum in het Nationaal Park De Hoge Veluwe in Otterlo bezit een behoorlijke collectie Van Goghs. Oprichting Van Gogh-Museum in Amsterdam Op 21 juli 1962 werd een overeenkomst ondertekend tussen de Staat der Nederlanden en de Vincent van Gogh Stichting. De familie Van Gogh droeg voor 15 miljoen gulden de resterende verzameling, bestaande uit 200 schilderijen van Vincent van Gogh en Paul Gauguin, 400 tekeningen, en alle brieven van Vincent, over aan de staat. Hiermee werd de grondslag gelegd voor het Amsterdamse Van Gogh Museum, dat op 2 juni 1973 werd geopend. Musea wereldwijd Verder hangt er werk in andere musea over de hele wereld, zoals Louvre, Musée d'Orsay in Parijs National Gallery in Londen Hermitage in Sint-Petersburg Poesjkinmuseum in Moskou. (o.a. De rode wijngaard en Rondgang der gevangenen) Museum of Modern Art in New York City Kröller Müller in Nederland Noordbrabants Museum in Nederland Schilderijen in bezit van de familie Van Gogh Na de dood van haar zwager Vincent van Gogh op 29 juli 1890 en haar echtgenoot Theo van Gogh in 1891 keerde Johanna van Gogh-Bonger met haar zoontje Vincent Willem van Gogh en een groot aantal als waardeloos beschouwde schilderijen van Vincent van Gogh definitief terug naar Nederland. Ze vestigde zich in Bussum. Om in haar levensonderhoud te voorzien begon zij daar een pension en maakte een begin aan de verkoop van het werk van haar zwager. Haar beste klanten waren de kunsthandel van Paul Cassirer in Berlijn en kunsthandel J.H. de Bois (voorheen C.M. van Gogh) in Amsterdam waaraan ieder 55 schilderijen of tekeningen werden geleverd. Alles werd door Johanna keurig bijgehouden in haar kasboek, ofschoon er van de verkoop van een klein aantal werken van Vincent geen aantekening werd gehouden. Ook werd een gering aantal werken geschonken aan familie of zeer goede relaties. Behalve het grote aantal werken dat Johanna van Gogh bezat, hadden de volgende familieleden van Vincent werk in hun bezit: E.H. Du Quesne-van Gogh tien stuks, Willemien van Gogh zeven stuks, Cornelia van Gogh-Carbentus één, Anna van Gogh-Carbentus drie en Andries Bonger (broer van Johanna) vijf stuks. Tussen 1890 en 1923 werden door haar 247 schilderijen en tekeningen van Vincent van Gogh op de markt gebracht.

Afbeelding

opsommingsteken  Vermeldenswaardige gegevens:

• Beroep: Nederlands kunstschilder.




Startpagina | Inhoudsopgave | Achternamen | Naamlijst

Deze webpagina werd gemaakt op 10 Mei 2024 met Legacy 9.0 van MyHeritage; inhoud copyright en onderhouden door aprins@hotmail.com