Jelle Meinesz
- Geboren: 8 Jul 1771, Nieuwehorne 630
- Huwelijk (1): Fenna Jolles Veening op 31 Jul 1796 in Hoorsterzwaag
- Huwelijk (2): Eelke Bouke Poppes op 30 Mrt 1828 in Balk
- Overleden: 17 Jul 1848, Balk op 77-jarige leeftijd
Algemene notities:
Master Jelle Meinesz en nazaten in Gaasterland. Inleiding. In nummer 2 van “Fan Klif en Gaast” werd door Johan Groenewoud in de rubriek ‘Zoekplaatje’ een foto uit 1910 geplaatst met daarop het personeel van ‘De Volharding’ in Balk, waaronder drie familieleden van hem en directeur Meinesz. Bij navraag in de familie bleek directeur Meinesz, Simon Meinesz, een zoon van Meine Meinesz te zijn. Deze Meine Meinesz was een kleinzoon van Jelle Meinesz. De naam Jelle Meinesz klinkt de meeste Balksters bekend in de oren, omdat de Jelle Meineszleane naar hem genoemd is. Wie was nu deze Jelle Meinesz, de stamvader van de familie Meinesz en wat deden hij en zijn nazaten in Gaasterland? Voorouders van Jelle Meinesz. Jelle Meinesz stamt uit een oud Schoterlands geslacht van boeren, verveners, dorpsrechters en ouderlingen van de Nederlands Hervormde Gemeente. In de mannelijke lijn kunnen we in de familie teruggaan tot Tiaerdt Tiaerdts, die rond 1530 in Schoterwold werd geboren en overleed in 1603. Onder zijn nakomelingen vinden we Jeip Tiaerds (± 1565-1637), Jolle Jeips (±1600-1677), Gabe Jolles (±1630- 1677) en Jolle Gabes (±1660- voor 1718) met zonen Gabe Jolles (±1700-1775) en Tjeerd Jolles (±1700-1775), de grootvader van Jelle Meinesz. Tjeerd Jolles (±1700-1776) geboren en getogen in Nieuwehorne was naast boer ook molenaar. Hij trouwde met Trijntje Lammerts, die in 1730 overleed. In 1732 hertrouwde hij met Grietje Meines uit Olderbekoop. De voornaam Meine van Grietje’s vader kwam zo als patronymicum in de familie om later door Grietje’s kleinzoon Jelle tot achternaam te worden versteend. Uit het tweede huwelijk van Tjeerd Jolles werd o.a. Meine Tjeerds (1736-1803) geboren. Meine Tjeerds trouwde in 1768 met Hinke Jelledr.. Het echtpaar kreeg zeven dochters en vijf zonen, waarvan Jelle Meinesz als tweede kind en oudste zoon in 1771 in Nieuwehorne geboren werd. Meine Tjeerds was een man van aanzien. Hij was boer en dorpsrechter en van 1788 tot zijn dood in 1803 ouderling van de Nederlands Hervormde Gemeente in Nieuwehorne. Jolle Gabes (1740-1802), een zoon van Gabe Jolles en Aaltien Luitiens was een volle neef van Meine Tjeerds. Hij vestigde zich in Oudehaske als huisman, veenbaas (vervener) en koopman. Daarnaast was hij dorpsrechter in Oudeschoot. In 1771 trouwde hij met Sjoerdje Annes. Net als zijn vader was hij zeer welvarend. Hij bezat in 1765 drie koeien, in 1768 19.2 ha land en in 1775 zeven koeien. Hij was één van de Friese veenbazen, die in de duurdere huizen woonden. Jolle Gabes en Sjoerdje Annes kregen negen kinderen, waarvan de oudste dochter, Finne Jolles, in 1796 trouwde met haar achterneef Jelle Meinesz.
De Meerweg op een gravure uit vermoedelijk de 17e eeuw. Jelle woonde in het huis, dat nu nummer 7 is, waarschijnlijk één van de kleine topgevels. Geheel links herberg ‘Het Zwaantje’ Jelle Meinesz, Master Jelle. Jelle Meinesz werkte aanvankelijk bij zijn vader Meine Tjeerds op de boerderij en verliet in 1789, op achttien jarige leeftijd, zijn geboortestreek om zich als onderwijzer in Oudemirdum te vestigen. Waarschijnlijk heeft hij door zelfstudie en als ondermeester het vak geleerd. Men kon schoolmeester worden als men hervormd gezind, godsvruchtig en van goed gedrag was. Lidmaat van de Hervormde Kerk was ook een vereiste. Jelle was dat toen nog niet. Dit kan van minder belang geweest zijn, gezien de toen heersende crisis in de republiek(1781-1795), waarin de patriotten zich begonnen te roeren. De patriotten, die vaak uit christelijk verlichte kringen afkomstig waren, wilden de uitgesloten burgers bij de politiek en het bestuur betrekken en zo hun invloed doen toenemen. Hierbij waren ze duidelijk geïnspireerd door de Amerikaanse Onafhankelijkheid van 1776. In 1781 werd een pamflet “Aan het Volk van Nederland” verspreid met scherpe kritiek op de incapabele en weifelachtige stadhouder Willem V en opgeroepen tot het indienen van petities en burgerbewapening om de vrijheid te verdedigen, de zogenaamde vrijkorpsen. De onlusten leiden in 1786 tot overvallen. Met hulp van de Pruisische troepen werd het Oranjeregime in 1787 hersteld. Veel patriotten vluchten naar Frankrijk, waar zich in 1789 de eerste tekenen voordeden, die in 1792 leidden tot de Franse revolutie en het uiteindelijk aan de macht komen van Napoleon Bonaparte in 1799. In de strenge winter van 1794-1795 kwamen de Fransen, deels over het ijs, naar Friesland met hun wel bekende leus ”Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap”. Stadhouder Willem V werd verdreven en de patriotten konden 6 fan Klif en Gaast, uitgave 2009 - 1 17 terugkeren vanuit Frankrijk en het heft in handen nemen. De Bataafse republiek met een uitgebreid hervormingsprogramma was een feit. In 1796 kwam een nationale vergadering voor het eerst bijeen. Er werd een verbond gesloten met de Franse Republiek tegen een zeer hoge prijs. Maastricht, Venlo en Zeeuws Vlaanderen werden afgestaan, een schadevergoeding van honderdmiljoen gulden moest worden betaald en de Franse bezettingsmacht van 25.000 militairen, die regelmatig vervangen werd, moest worden onderhouden. Zo kwamen 200.000 militairen hier weer op krachten. De hervormingen hadden ook gevolgen voor het onderwijs, dat tot dan geheel in handen van de Hervormde Kerk was. In 1795 vond een scheiding van staat en kerk plaats. De school was in het vervolg een zaak van de staat en openbaar en leidde zo tot de jarenlange schoolstrijd. In 1796 werden de schoolmeesters in Balk, Wijckel, Oudemirdum, Mirns-Bakhuizen en Harich afgezet, omdat ze weigerden de “Verklaring volgens publicatie der Representanten van het Volk van Friesland d.d. 11 maart 1796 van alle ambtenaren” te ondertekenen. Aangifte voor een nieuwe schoolmeester kon voor 12 mei plaatsvinden. Het traktement voor Balk bedroeg 160 c.g. (Carolusguldens) met vrije woning en verdere emolumenten. Later in de Leeuwarder Courant van 30 juli 1796 werd “ieder kundig en cordaat Patriot” opgeroepen om te solliciteren naar de functie van onderwijzer en voorzanger van de openbare school in Balk, omdat de onderwijzer S.S. Teyema een beroep had aangenomen in Harlingen en”binnen korten tijd derwaard zal vertrekken”. Dit had ook gevolgen voor Jelle Meinesz. Hij werd in mei 1796 benoemd tot schoolmeester aan de “openbare” school in Balk en ging in het schoolhuis wonen. In hetzelfde jaar, en wel op 31 juli 1796, trouwde hij te Hoornsterzwaag met zijn achternicht Finne Jolles. Op 16 oktober 1796 werd hij bevestigd als lidmaat van de Hervormde Gemeente te Nieuwehorne in tegenwoordigheid van zijn vader Meine Tjeerds, toen ouderling van de gemeente. Uit het huwelijk van Jelle en Finne werden in Balk tien kinderen geboren: Meine (1797), Jolle (1799), Hendrik (1801), Sjoerd (1804), Hinke (1806), Gabe (1808), Sjoerdje (1810), Tjeerd (1812), Anne (1814) en Catharina (1817). Zij werden gedoopt in de Nederlands Hervormde kerk van Balk. Op 31 december 1811, de laatste dag van het jaar, nam Jelle samen met zijn 7 kinderen bij decreet van Napoleon als familienaam Meines, zijn patronymicum, aan. Hij ondertekende de akte met J. Meinesz en de naam is vanaf die tijd altijd met sz geschreven. Finne Jolles nam op dezelfde dag samen met haar familie als achternaam Veening aan. De naam werd ontleend aan het beroep van haar vader, die vervener was. Jelle stond bekend als een kundig en ijverig onderwijzer. Hij werd zo de oudst bekende schoolmeester aan de openbare school van Balk. De schoolvorderingen, die hij met zijn leerlingen bereikte werden opvallend genoemd. In 1803 viel hem een prijs ten deel, waarover de toenmalige inspecteur schreef: ”dat hij niet na kon laten om aan de kundige en ijverige schoolonderwijzer J. Meinesz den verdienden lof te geven over de aanzienlijke verbeteringen welke in het onderwijs ter zijner school aanstonds in het oog vielen”. Zijn jaarlijks traktement van de Staten bedroeg tot 1798 50 c.g., in 1804 ƒ 280 plus schoolpenningen en in 1810 ƒ 610. Onder zijn schoolmeesterschap werd in 1808 een nieuwe school gebouwd. Ontvanger der rijksbelastingen. Rond 1805 werd Jelle gaarder van Napoleon en later van 1812 tot 1848 ontvanger der rijksbelastingen. Hij deed toen afstand van zijn schoolmeesterschap. In 1814 komt hij nog wel voor op de lijst van onderwijzers in Friesland, die “uit ’s lands kas nog te goed hebben hun traktementen van het jaar 1814”. Waarschijnlijk is Jelle door het huwelijk met zijn nicht Finne vermogend geworden en zo in staat geweest deze functie te vervullen. Men kon alleen ontvanger der rijksbelastingen worden als men zelf over enig kapitaal beschikte. Inde men te weinig dan moest men het ontbrekende bedrag zelf bijbetalen. Kaart uit 1850 van de Groote Noordwolderveenpolder, waarop de in vervening zijnde gebieden duidelijk zichtbaar zijn. Vervener. Jelle bleek ook een uitstekende koopman te zijn, die zich bezig hield met vervening, houthandel en later ook met de verkoop en verhuur van onroerend goed. Hij ontdekte, dat het laagveengebied gelegen tussen de Fluessen en de Rien (water ten zuiden van Elahuizen en Oudega) zeer geschikt was voor vervening (turfwinning) en zo kwam het oude vervenersbloed weer boven. Hij zorgde ervoor, dat de vervening in dit gebied tot bloei kwam en dat heeft hem geen windeieren gelegd. Tussen 1804 en 1810 kocht hij hiervoor het land aan. In het begin werkte hij samen met koopman Hendrik Brands van der Goot uit Balk onder de firmanaam J. Meinesz en Compagnie. Daarnaast worden nog genoemd Harm ten Wolde, koopman te Amsterdam, waarmee hij samen met Hendrik B. van de Goot in 1806 in Oudega 125 pondemaat land kocht op nummer 20 en in 1808 18 pondmaat op nummer 18. In Oudega en Nijega kocht hij samen met Harm Rikke 44 pondemaat en in 1810 alleen nog eens 115 pondemaat in 8 fan Klif en Gaast, uitgave 2009 - 1 19 Kolderwolde. Zo bezat hij uiteindelijk in 1838 samen met zijn zoon Jolle in Oudega en Nijega op 22 nummers 609 bunder en 38 roeden land. Hiervan was 2/3 deel van hem en 1/3 deel van zijn zoon Jolle. Intussen was Jelle met zijn gezin verhuisd naar een huis met houtschuur aan de Luts op nummer 20 en 21. Volgens de eerste kadastrale kaart van Balk in 1832 is hij eigenaar van huis, erf en bergplaats van wat nu Meerweg 7 is. (Kadastrale gemeente Balk, sectie A nummer 292, huis en erf en sectie A nummer 293, bergplaats.) De verdienste van Jelle Meinesz is geweest, dat hij inzag dat het land na het afgraven en uitbaggeren voor de turfwinning niet zo achtergelaten kon worden. De gebieden met petgaten, die in Friesland overbleven na de vervening, veranderden vaak in grote waterplassen en gingen verloren voor bewoning en leidden tot armoede. Daarom richtte hij samen met anderen de Groote Noordwolderveenpolder op. Voor het drooghouden en in bedwang houden van de waterstand in de polder werden vier molens gebouwd: ‘De Hersteller’, ‘De Hoop’, ‘De Voltooier’ en ‘De Vooruitgang’. Vanaf de brug op de Bokkelaene ziet men aan de Rien nog twee oude huisjes liggen, waarvan één zeker een oud molenhuis is. Bokkelaene is trouwens afgeleid van bok, de praam, waarmee het veen en de turf werd vervoerd. Na de vervening kon het land in de polder geschikt gemaakt worden voor het boerenbedrijf. Voor het veen verwijderd kon worden moest eerst de bovenste laag afgeplagd worden. De afgeplagde zoden werden na de vervening over de achtergebleven laag grond heen gekruid en hiermee vermengd. Daarnaast werd hiervoor ook per boot aangevoerde terpaarde gebruikt. Zo ontstond vruchtbaar land, waarop boerderijen gebouwd werden en de veenbaas vaak als boer ging wonen. In latere jaren diende de Groote Noordwolderveenpolder als voorbeeld bij de vervening van het vierde en vijfde veendistrict Ængwirdum bij Heerenveen. De veenarbeiders, die het uiteindelijke werk moesten doen, waren hoofdzakelijk Duitsers afkomstig uit de omgeving van Osnabrück en Münster. Ze kwamen in mei en vertrokken weer in de herfst. Voor deze arbeiders waren het tijden van zware arbeid en grote ellende. Ten tijde van het hoogtepunt van de veenderij rond 1840 kwam het werkvolk voortdurend in verzet. In de jaren hieraan voorafgaand was er ook al wel regelmatig onrust, vooral rond Oudega en Kolderwolde, veroorzaakt door de Westfaalse arbeiders. Dit leidde op 8 mei 1840 tot een staking onder de Duitse arbeiders, “de trekkers”, die de “inlandsche” turfmakers dwongen hetzelfde te doen. Dit ging met nogal wat geweld gepaard, waarop de grietman van Hemelumer Oldephaert en Noordwolde (H.O.N.) een ijlbode naar Leeuwarden stuurde om militaire bijstand te vragen. En zo arriveerde op zondag 10 mei een detachement militairen in Koudum. Daar ze vanaf Leeuwarden waren komen lopen, moest er eerst gerust worden. Toen ze de volgende dag naar Oudega gingen, vonden ze daar opvallend weinig arbeiders. Deze waren al op de hoogte van de komst van het regiment en hadden zich verstopt in de aangrenzende bossen van Harich. Hierop vroeg de grietman van H.O.N. aan de grietman van Gaasterland of hij in diens gebied mocht optreden. Dit mocht en zo trok grietman Gerardus A. Avenhorn van Nauta aan het hoofd van de militairen Harich binnen om zo’n 150 arbeiders uit de bossen te verdrijven. Het duurde nog een week voor de rust terugkeerde en de staking voorbij was. In de jaren hierna werd nog een aantal keren gestaakt, waarbij de “trekkers” de “inlandsche” arbeiders van het werk afhielden en dreigden hun armen en benen te zullen breken. In 1851 en 1858 werd weer de hulp van de militairen ingeroepen om de stakers over de gemeentegrenzen te jagen. Met het afnemen van de vervening kwam ook een einde aan deze roerige tijden. Houthandel. Ook buiten Friesland was Jelle actief. Zo leverde hij in 1826 via zijn zwager Luitje Jolles Veening (1785-1845), die ook rijksontvanger was, voor f 485.07 hout voor de restauratie van de kerk te Hellendoorn. In Balk had hij een scheepstimmerwerf en helling, bekendstaand als ‘De Helling’. Familie aangelegenheden. Op 29 augustus 1826 overleed Finne Jolles Vening op 53 jarige leeftijd, “na eene genoegelijke echtverbintenis van ruim 30 jaren”. Zij was een hartelijke en geliefde huisvrouw. Jelle hertrouwde op 30 maart 1828 met Eelkjen Poppes, grossierse in sterke dranken. Zij was de dochter van Bouke Pieters en Baukjen Jans Poppes en weduwe van Jan Brants van der Goot, die in 1826 was overleden. In 1828 vond een scheiding van goederen plaats. Terwijl zoon Jolle met zijn vader de veenderijen beheerde, werkte zoon Tjeerd in de bescheiden houtnegotie van zijn vader. Bij de scheiding van goederen bleef Jolle met zijn vader de veenderijen beheren en kreeg Tjeerd de voorhanden zijnde houtvoorraad, een helling en timmerschuur, de helft der contanten en pretentiën betreffende de houtnegotie. Dit leidde voor Tjeerd en zijn gezin tot een verhuizing van de Lytseside aan de Luts naar het zesde huis naast de houtschuur en het huis van zijn vader, nu Meerweg 8, alwaar hij een ijzerwinkel begon. In hoeverre ‘De Helling’ met scheepstimmerwerf overging naar Tjeerd is niet 0 fan Klif en Gaast, uitgave 2009 - 1 21 geheel duidelijk, daar Jelle in 1832 nog genoemd wordt als eigenaar van de scheepstimmerwerf.
Helaas overleed Eelkjen Poppes op 27 december 1847, na een korte maar hevige ziekte van slechts vier dagen, op 65 jarige leeftijd en werd Jelle, toen 76 jaar, voor de tweede keer weduwnaar. Hij schreef: ”Hoe groot en smartelijk mij en onze kinderen dit verlies zij, zal ieder beseffen, die de overledene in haar nuttige leven van nabij gekend heeft. De troost met de hoop eens beteren levens, ondersteune mij in mijnen hooge jaren, in deze treurige omstandigheden”. Zelf stierf Jelle Meinesz op 17 juli 1848 in Balk als een zeer vermogend man, die hoog in aanzien stond. Nazaten van Jelle Meinesz in Gaasterland worden in het volgende nummer besproken. Hierbij alvast een voorproefje met een koartdicht van de volksdichter Sjoerd Meinesz. Der wier fen âlds al neat (Vanouds was er al niets Det mear it praet bedoar Dat het praten meer bedierf As ‘t pochen op yensels Dan pochen op jezelf En ‘t rabjen oer in oar. En roddelen over een ander.)
Aafke F. Meinesz., Harich
Vermeldenswaardige gegevens:
• Beroep: Gemeenteontvanger, dorpsschoolmeester.
• Doop, 28 Jul 1771.
Jelle trouwde met Fenna Jolles Veening, dochter van Jolle Gabes en Sjoerdje Annes, op 31 Jul 1796 in Hoorsterzwaag. (Fenna Jolles Veening werd geboren op 10 Mrt 1773 in Oudehaske en overleed op 29 Aug 1826 in Balk.)
Jelle trouwde vervolgens met Eelke Bouke Poppes op 30 Mrt 1828 in Balk. (Eelke Bouke Poppes werd geboren op 28 Dec 1782 in Balk en overleed op 27 Dec 1847 in Balk.)
|