Johan I Heer van Broekhuizen

  Algemene notities:

Rijksarchief utrecht, Heerlijkheid Montfoort, nr. 282 p. 121-125 (1355, mie 7; 1355, oktober 5; 1356, april,11):
Willem van Linschoten wordt door de Heer van Abcoude en Gaasbeek, zijn leenheer, ervan beschuldigd, dat hij uit zijn leengoed, bestaande uit het Huis te Linschoten met bijbehorende goederen, onderdelen in achterleen en in pand gegeven had, en een onderdeel ervan zelfs had verkocht, alles zonder de vereiste toestemming van de leenheer. Voorts zou hij het huis niet aan zijn leenheer ter beschikking hebben gesteld, toen deze in een oorlog verwikkeld was geraakt. Het geschil kwam voor de bisschop, waar de Heer van Abcoude aanvoerde, dat hij het bewijs wilde leveren "met kennisse ende mitter waerheit, ende mit opene brieve", met een inquisitiore procedure derhalve, terwijl Willem van Linschoten daartegen inbracht dat hij onschuldig was "aan de brueken die hem die Here van Apcoude ende van Gaesbeke tyet, ende woude hem des onsculdigen als een welgeboren St. Martins dienstmanne schuldig waren te doen". De uitpsraak van de ommestand luidde dat Willem van Linschoten "dair gene onscoude voir doen en mochte mit sinene ede", maar met de Heer van Abcoude ter kenning gaan moest.
Willem van Linschoten ging hierop in beroep voor het keizerlijk hofgericht, dat evenwel het voor de bisschop van Utrecht gewezen interlocutoire vonnis bevestigde.
In de daarop volgende kenning werd door de bisschop gevonden "...bi onsen mannen ende dienstmannen" dat Willem van Linschoten zijn leengoed jegens zijn leenheer had verbeurd; de aanwezige "manne ende dienstamnne" werden met name genoemd:
heer Frederik uten Ham, heer Wouter van Zuilen, heer Gijsbert van Sterkenburg, heer Johan van Broekhuizen, heer Berend uten Eng, heer Gijsbert van Hardenbroek, heer Peter uten Ham, ridders, en Steven van Zuilen, Schade van Wijk, Johan Eliasz. van Amerongen, Ye uter Loo, Egbert van den Bosch en Arnold Riem, knapen.

Johan trouwde met N.N. (N.N. werd geboren in 1330.)