Beatrix de Rijke
- Geboren: Vóór 19 Nov 1421, vondeling 362
- Huwelijk (1): Jacob Roerom in 1440
- Overleden: Na 1468
Beatrix was ook bekend als Beatrix de Gelukkige.
Algemene notities:
Bij Dordrecht werd ze samen met een kat gevonden in een wiegje dat was aangespoeld tijdens de Sint Elisabethsvloed (1421). Haar opvoeding werd door de stad bekostigd.
In 1677 is door stadshistoricus Matthijs Balen het verhaal van Beatrix uitgegeven. Citaat uit Beschryvinge der stad Dordrecht (Dordrecht 1667):
" Toen, door den geduchten watervloed des jaars 1421 die voornaamlijk de zuid-hollandsche waard trof, omtrendt Dordrecht, een verbazend aantal parochien en dorpen, door het water veslonden werden, bewaarde de godlijke voorzienigheid, in dien algemeenen nood, een klein kind, het welk in deszelf wieg, met eene kat, na lang op de golfen gesukkeld, te hebben te Dordrecht kwam aandrijven."
Over de plaats waar het wiegje aan land kwam zijn de meningen verdeeld: sommige auteurs stellen dat het bij een dijk bij Alblasserdam was, die daarom ‘Kinderdijk’ is gaan heten, anderen zeggen dat zij bij de Vuilpoort van Dordrecht was aangespoeld.
De stad Dordrecht voorzag in haar opvoeding, en toen zij de huwbare leeftijd had bereikt in 1440 trouwde ze met Jacob Roerom. Hun dochter Clara stierf kinderloos, maar via de kinderen van hun zoon Cornelis werden zij de voorouders van vooraanstaande Dordtse families. Waaronder: Van den Havert, Van den Hurk, Van Capel, Boeskens, Van Heuvelingen en Pieter van Wijngaarden.
Beatrix’ naam is verbonden aan de grote Sint-Elisabethsvloed in de nacht van 17-18 november van 1421. Tijdens deze stormvloed brak de dijk bij Werkendam, tussen Dordrecht en Geertruidenberg. De hele Zuid-Hollandse waard verdween onder water, en duizenden mensen verdronken. De ramp kreeg in later eeuwen mythische proporties: in plaats van de achttien of twintig dorpen die door het water verdwenen waren, werden het er 72. Tijdens de vloed spoelde er een rieten mandje aan met daarin een kindje en een kat. Het vondelingetje werd Beatrix, ‘de gelukkige’, genoemd. De stad Dordrecht voorzag in haar opvoeding, en toen zij de huwbare leeftijd had bereikt, trouwde ze met Jacob Roerom. Hun dochter Clara stierf kinderloos, maar via de kinderen van hun zoon Cornelis werden zij de voorouders van vooraanstaande Dordtse families.
Het verhaal van Beatrix is voor het eerst in 1677 gepubliceerd door de Dordtse stadshistoricus Matthijs Balen. Het wiegje met de kat erop is echter al te zien op een altaarretabel, dat omstreeks 1490-1495 is vervaardigd door de Meester van de Sint-Elisabethpanelen, vermoedelijk in opdracht van een of meer inwoners van het dorp Wieldrecht. Over de plaats waar het wiegje aan land kwam zijn de meningen verdeeld: sommige auteurs stellen dat het bij een dijk bij Alblasserdam was, die daarom ‘Kinderdijk’ is gaan heten, anderen zeggen dat zij bij de Vuilpoort van Dordrecht was aangespoeld. Het Beknopt biographisch handwoordenboek van Kobus en De Rivecourt vermeldt dat Beatrix een ‘keten van bloedkoralen, met eene gouden stift’ droeg, en dat er een ‘gouden kruis met het wapen der ouders’ bij haar werd gevonden. Desondanks zijn de namen van de ouders van het naamloze vondelingetje niet overgeleverd.
Beatrix trouwde met Jacob Roerom in 1440. (Jacob Roerom werd geboren omstreeks 1416.)
|