Gerrit Bicker
(Omstr 1560-)
N.N.
(Omstr 1565-)
Jacob de Graeff
(Omstr 1575-)
Aeltje Boelen
(Omstr 1575-)
Jan Bicker
(1591-1653)
Angnietje de Graaff
(Vóór 1605-1656)
Wendela Bickers
(1635-1668)

 

Gezin

Partners/kinderen:
1. Johan de Witt

Wendela Bickers

  • Geboren: Dec 1635
  • Huwelijk (1): Johan de Witt op 16 Feb 1655 in Amsterdam
  • Overleden: 1 Jul 1668, 's-Gravenhage op 32-jarige leeftijd
  • Begraven: 's-Gravenhage, in de Nieuwe Kerk
Afbeelding

opsommingsteken  Algemene notities:

MR. J. VAN LENNEP (1802-1868)
ELIZABETH MUSCH
Wendela Bicker, de derde dochter van den reeds sedert jaren overleden Burgemeester van Amsterdam, Johan Bicker, was in 1655, op achttienjarigen leeftijd, met den Raadpensionaris getrouwd, en dus op den tijd, waarin ons verhaal voorvalt, nog een jonge vrouw, die weinig in leeftijd met Elizabeth verschilde. Herhaalde kraambedden en huiszorgen, en een over 't geheel vrij stil en ingetrokken leven hadden echter reeds vroeg van haar gemaakt wat men gewoon is een 't huismoedertje te noemen: op uiterlijk schoon had zij nooit kunnen bogen; maar ook de bevallige frischheid, die der jeugd altijd eigen is, de speelsche dartelheid van voorheen, de rijzigheid der gestalte, alles was spoediger dan gewoonlijk voorbijgegaan: en zelfs Wendela's tijdgenooten moesten eerst een poos gaan nacijferen om tot de overtuiging te komen, dat Mevrouw De Witt niet veel ouder kon wezen dan zij.
Was Wendela noch door bekoorlijkheden, noch door majesteit van houding geschikt, om in de rij van hooggeplaatste inboorlingen en vreemdelingen, met wie haar echtgenoot uithoofde van zijn betrekking verkeeren moest, figuur te maken, evenmin bezat zij, wat in zoodanigen kring het gemis der genoemde hoedanigheden vergoedt, een fijn vernuft of uitgebreide kennis. Haar opvoeding was die eener rijke burgerdochter van dien tijd geweest: zij had alle vrouwen-handwerken in de volkomenheid geleerd, en was in het receptenboek bij uitnemendheid thuis, en onderwezen in het nagaan van alles, wat de wasch en schoonmaak betrof, wist de tapijten voor de mot en het linnen voor het verbleeken te bewaren; doch voor het aesthetische leven had zij oog noch oor: lezen deed zij nooit, en met het schrijven ging het maar zoo wat: en wat zij in De Witt het meest bewonderde, was wellicht niet zoozeer zijn grootheid als Staatsman, als dat hij een rekenaar was, tegen wien zelfs haar gewezen cijfermeester opzag, dat hij zoo fraai musiceerde, en dat hij zelfs verzen maken kon!
Maar, zal deze of gene lezer, en waarom ook niet deze of gene lezeres, mij vragen: kon een man als Jan De Witt zich gelukkig gevoelen met een vrouw, als gij daar beschrijft? Ik antwoord, naar overtuiging: ja; en ik geloof, dat voor iemand, die den geheelen dag aan ?t werk zat, wiens hoofd gevuld bleef met de belangen van het Gemeenebest, ja van geheel Europa, en die zelf geen tijd had zich met de huiszorg te bemoeien, het een voorrecht was een vrouw te bezitten, die hem, in de weinige oogenblikken, welke hij haar schenken kon, uit de hooge sferen der staatkunde in de lagere, rustige streken van het stille, gewone leven terugriep: een vrouw, die zorg droeg, dat tafel, kleer- en linnenkast altijd wel voorzien waren, en dat de huishouding haar geregelden loop had: een vrouw, die er voor waakte, dat hij wat anders licht het geval zou geweest zijn niet uitging zonder ontbeten te hebben: en ik geloof evenzeer dat daarentegen een vrouw, uitblinkende onder hare kunne gelijk De Witt onder de zijne, het noodlottigste geschenk ware geweest, dat de Goden in hun toom hem hadden kunnen toezenden.
Maar ook daarom moest De Witt in zijn huisvrouw gelukkig zijn, omdat hetgeen zij voor hem deed niet bloot geschiedde uit een besef van wat haar plicht als echtgenoote en vrouw des huizes haar opleide, maar uit een gevoel van de reinste en teederste liefde. Te zeggen, dat Wendela haar man beminde, zou maar een flauwe, een onjuiste uitdrukking wezen van hetgeen zij voor hem gevoelde: te zeggen, dat zij hem aanhad, zou even verkeerd zijn; want aanbidding veronderstelt een vurige, driftige natuur, hoedanige zij niet bezat. Neen: haar liefde was een mengsel van verknochtheid, eerbied en bewondering: van die verknochtheid, die tusschen echtelieden, die welgepaard zijn, bestaat: van dien eerbied, waarmede het kind zijn vader aanziet: van die bewondering, welke de gewone mensch gevoelt voor dengenen in wien hij het ideaal van alle menschelijke volmaaktheden meent te aanschouwen.
Wij kennen nu Wendela Bicker eenigszins, wat haren aard en neigingen aangaat: en de lezer zal zich haar kunnen voorstellen, zooals zij nu, in haar achterkamer, het aangekondigde bezoek zat af te wachten. Het huisgewaad, dat zij droeg, was keurig zindeljk en van goede stoffage, maar maakte geen aanspraak hoegenaamd op zwier of welstand; te minder, daar ook zij zich in een staat van reeds ver gevorderde zwangerschap bevond, en dus vooral in haar kleeding gemak en ruimte behoefde. Alleen voor het kapsel was, ter eere van het verwachte bezoek, eenige meerdere zorg besteed: en in weelderigen overvloed stroomden van onder het zwarte kapje de goudblonde krullen uit, die haar als een echte afstammeling van het oude Batavische ras deden kennen, en met een paar zachte, vriendelijke, lichtblauwe oogen, het eenige waren, wat aan haar voorkomen nog iets behaaglijks gaf. Werkeloos was zij nimmer: en zoo zat zij ook nu weer bezig met het stoppen van kousjes voor haar oudste telgjes, toen de bel overging en kort daarna de eenige knecht, dien De Witt er op nahield, de kamerdeur opende en Mevrouw Van Wernhout aandiende.
Met eenige moeite stond Wendela, die, reeds bij het overgaan van de huisschel, haar stopwerk in de nevens haar staande mand had geborgen, uit haar leunstoel op, om de bezoekster te gemoet te gaan; maar zij verschoot van kleur en begon een weinig te beven onder 't nijgen, toen zij bespeurde dat Mevrouw Aarssen niet alleen, maar door haar nicht verzeld was, die insgelijks heftig beefde, ja zelfs werk had, om zich staande te houden.
Mevrouw De Witt zal mij verschoonen, zeide Mevrouw Aarssen, terwijl zij Elizabeth onder den arm nam, als om haar voor te stellen, doch in waarheid om haar te ondersteunen, zoo ik mijn nicht heb medegebracht.
Wendela antwoordde alleen met een verlegen hoofdbuiging en wenkte den knecht om stoelen aan te schuiven, waarna deze de kamer verliet. Na zijn vertrek heerschte er een oogenblik stilte: totdat Mevrouw Aarssen, zeer wel begrijpende, dat geene van de beide jonge dames zich op haar gemak gevoelde, in dezer voege het woord opnam:
Mevrouw De Witt zal gewis een weinig verwonderd, ja misschien verstoord zijn over de stoutheid, welke wij gebruiken. Maar och! wie in zinkensgevaar is, klemt zich aan een stroohalm vast, en zoo moet ook mijn arm Betje wel doen. Ik behoef u niet te vertellen wat een vreeselijk lot haar en haar kindje boven 't hoofd hangt.
Wendela kon alleen toestemmend knikken en begon nog harder te beven.
En ik ben overtuigd, ging Mevrouw Aarssen voort, dat uw menschlievend hart met haar gevoelen zal. Gij hebt, evenals zij een man, aan wien gij gehecht zijt: gij zijt ook moeder en insgelijks op het punt van het weer te worden: en zult u dus eenigszins in haren staat kunnen verplaatsen.
Ja, ik kan dat..., ik gevoel dat alles, bracht Wendela met moeite uit, terwijl de tranen haar langs de wangen biggelden.
.,Dat wist ik te voren, hernam Mevrouw Aarssen: en ik dank er u voor. Het doet mij leed, en nogmaals vraag ik u verschooning, dat wij u over zulk een treurige zaak komen ophouden en onaangename gewaarwordingen bij u verwekken; maar zoo reeds een bloot medegevoel voor de ramp van een ander u dus tot schreiens toe beweegt, hoeveel heviger moet zij dan niet lijden, wie deze ramp treft, en die in dit oogenblik schier al haar hoop op u gevestigd houdt?
Maar kan ik daar iets aan doen? vroeg Wendela, bevreemd opziende: kan ik u in dezen van eenigen dienst zijn?
Ach Mevrouw! antwoordde Mevrouw Aarssen: de Heeren van den Hove moeten in de zaak wijzen; maar, wij behoeven het niet onder stoelen of banken te steken, zoo de Heer Raadpensionaris wil, dan zal het vonnis, òf zoo streng niet zijn, òf, zoo het streng is, wel verzacht worden.
Dat weet ik niet, zeide Wendela: ik geloof niet .... dat De Witt.... daar zooveel in te zeggen heeft.

Afbeelding

opsommingsteken  Vermeldenswaardige gegevens:

• Doop, 30 Dec 1635, Amsterdam.


Afbeelding

Wendela trouwde met Johan de Witt, zoon van Jacob de Witt en Anna van den Corput, op 16 Feb 1655 in Amsterdam. (Johan de Witt werd geboren op 24 Sep 1625 in Dordrecht, overleden op 20 Aug 1672 in Den Haag en werd begraven op 21 Aug 1672 in Den Haag.)




Startpagina | Inhoudsopgave | Achternamen | Naamlijst

Deze webpagina werd gemaakt op 10 Mei 2024 met Legacy 9.0 van MyHeritage; inhoud copyright en onderhouden door aprins@hotmail.com