Johanna Alegonda Poeles
- Geboren: 4 Mrt 1763, 's-Gravenhage 186
- Huwelijk (1): Frans Onno van Sijtzama
- Huwelijk (2): Jan Alberts Prins op 7 Mrt 1802 in (20-02-1802) Obergum en Maarhuizen
- Overleden: 9 Dec 1818, Obergum, Winsum op 55-jarige leeftijd
Algemene notities:
In het gemeentearchief van Winsum bevindt zich een stuk, waarin wordt beschreven hoe vreemd de heer van Bellingeweer, Frans Onno Baron van Sijtzama (1734-1795), is omgesprongen met huwelijksbeloften jegens de linnennaaister Johanna Allegonda Poeles (1763-1818). Het stuk is ongetekend en ongedateerd en is kennelijk bedoeld als een verklaring van deze vrouw en als aanzet voor een rechtszaak. Het is echter niet bekend of het ooit zover gekomen is.
De Borgheer van Bellingeweer en het Bedrogen Linnennaaistertje Het Huis Bellingeweer of Tammingaborg bestond al in de 16e eeuw. In het begin van de 18e eeuw kwam de borg in het bezit van Wilhelmina Tamminga, weduwe van Frans Eysinga van Burmania. Zij vestigde zich met haar beide dochters op Bellingeweer. In het boek ‘Ommelander Borgen en Steenhuizen’ van dr. W.J. Formsma en anderen staat dat de jongste dochter, Geertruid Foeck van Burmania, in 1732 in tweede huwelijk trouwde met Pier Willem van Sijtzama, een vurig aanhanger van de Oranjepartij. Hij overleed als lid van de Staten-Generaal in 1759 te Den Haag. Zijn opvolger was zijn zoon Frans Onno, die omstreeks 1795 ongehuwd overleed. Tijdens diens leven werd in 1762 een nieuwe borg gebouwd.
Frans Onno van Sijtzama overleed ongetrouwd, maar niet zonder kinderen. Hij verwekte een natuurlijk kind bij Johanna Allegonda Poeles. In 1846 overleed te Winsum Geertruid Foeck van Sijtzama, daglonersvrouw, geboren omstreeks 1783 in Westfalen als dochter van Johanna Allegonda Poeles, naaister te Winsum; deze vrouw heeft kennelijk eerder genoemd stuk laten opstellen. Haar naam was volgens dat stuk Johanna Allegonda Poeles, linnennaaister, geboren te ‘s Gravenhage op 4 maart 1763 en overleden te Obergum op 9 december 1818. Zij was een dochter van Reinier Poeles, hellebaardier en koetsier van Zijne Koninklijke Heer Willem, Prins van Oranje, op het Loo (1711-1781) en Catharina Johanna van Vliet. Johanna Allegonda verklaarde in het stuk dat zij werkte en woonde bij Sikko Douwes, Baron van Aylva (1734-1807, ongehuwd), grietman van West-Dongeradeel. Op zekere dag kwam daar Frans Onno, Baron van Sijtzama logeren. Johanna Allegonda werd uitgenodigd om in Bellingeweer te komen logeren, hetgeen geschiedde. Zij verbleef daar enkele weken op de borg. Tijdens de logeerpartij vroeg de heer van Bellingeweer haar ten huwelijk en gaf haar zijn zegel als bewijs van trouw. Deze plechtige trouwbelofte werd gedaan in aanwezigheid van de Duitse timmerman van de heer van Bellingeweer, Johan Berent Bruns.
Om haar zaakjes te regelen bracht de Bellingeweerster borgheer haar zelf terug naar Friesland. Afgesproken werd dat zij op 5 december 1781 weer naar Bellingeweer zou komen. Toen zij terug was op de borg werd al gauw de beloofde trouwdatum met allerlei smoesjes op de lange baan geschoven. Johanna Allegonda raakte zwanger maar de trouwdatum werd steeds uitgesteld. Toen haar tijd gekomen was probeerde de heer van Bellingeweer haar met geld af te schepen en haar terug te laten gaan naar Friesland. Het linnennaaistertje kreeg al gauw door dat de borgheer zijn belofte niet na wilde komen. Hij had haar het cachet van trouw weer afgenomen.
"Op de eenentwintigste september kwam de meester van Winsum bij mij uit naam van de heer van Bellingeweer. Sij tegen mij, als dat mijn heer wou hebben, dat ik na Vriesland zou gaan. Ik sij dat ik het niet wou doen, want dat de heer van Bellingeweer vader was en dat die ook het kindt moest hebben. Dan moest mijn heer u toe de deur uyt jagen, sij de Meester tegen mij. Ik sij: dat moet mijnheer dan maar doen, als hem dat goed dunkt; hier is de plaatst voor mij en mijn kindt."
Volgens het stuk werd toen de timmerman gevraagd of hij het kind in de kost wilde hebben, maar de linnennaaister wilde het kind niet afstaan. Zij werd ziek en naar bed gebracht,
" ... onder bescherming van de keukenmeydt en van Johan (de timmerman) en van de meester van Winsum, want ik was magteloos om alleen heen te gaan."
De dokter werd geraadpleegd en hij adviseerde haar een regeling te treffen met de borgheer. Zij verliet de borg en ging met de timmerman mee om vanuit diens huis op reis te gaan. De borgheer pakte haar spullen in, zorgde voor de nodige kinderkleertjes en beloofde de timmerman de zaak financieel te regelen. Op 23 september werd de linnennaaister door de timmerman Johan Berent Bruns en door de hovenier Jan Henderiks in het rijtuig van de dokter naar de stad gereden. De borgheer van Bellingeweer deed hen uitgeleide tot aan het Bedumer verlaat.
"Ons afscheydt was op het moment zeer aandoenlijk."
Vanaf de stad ging ze, samen met de timmerman, verder naar Westfalen, waar ze op 27 september aankwam. Gedurende haar afwezigheid was er een geregelde briefwisseling tussen haar en de borgheer. Op 3 oktober werd (in Lathen, Dld) haar dochter geboren,
" ... dewelke op versoek van de heer van Bellingeweer na sijn moeder is genoemt, Geertruid Foek. De 5 october heeft Johan het onder de doop gehouden in de plaats van de vader, dog de heer van Bellingeweer staat als Vader te Boek. Ik heb een doopsceduul genoomen en bewaart toen ik weer aan de Borg kwaam."
Op 15 oktober ging ze, nog steeds in gezelschap van de timmerman, weer op reis, terug naar Bellingeweer, waar ze op 16 oktober aankwam. Ze gaf de doopsceduul aan de borgheer en die nam haar ook de brieven, die hij geschreven had, weer af. Ze besloot toen weg te gaan en ging naar de meester van Bellingeweer. De borgheer haalde haar echter terug en beloofde haar andermaal in april te zullen trouwen. Maar de trouwdag werd weer van dag tot dag uitgesteld. In het stuk staat daarover:
"Ik ging na Westerwiek sijn huys op een avond en sliep daar een nacht; ‘s Morgens ging Monsieur Westerwiek voor mij na de Borg en vroeg aan de Heer van Bellingeweer of ik maar mijn goed sou halen. Ja, sij de Heer van Bellinge-weer. Westerwiek was pas te huys of de keukenmeyd was al bij mij uyt naam van de Heer van Bellingeweer en sij: Juffer, mijnheer heeft gesijt, als gy so weer aan de Borg gelieft te komen als gij er geweest sijt, dan kunt gij weer komen en anders is U goed tot U dienst."
De linnennaaister is toen met de vrouw van Westerwiek naar de borg gegaan om haar goed af te halen. Opnieuw deed toen de borgheer trouwbeloften en hij beloofde dat schriftelijk vast te leggen. Het stuk besluit dan met de verzuchting:
"Dog tot mijn leedwezen moest ik ondervinden, dat ook deese hoewel schriftelijke beloften even weynig als alle voorgaande eeden en beloften wierden nagekomen. Ik, siende, dat ik niet anders kon, so heb ik mijn toevlugt tot mijn competente Regter genomen, onder welkens bescherming ik mij, met mijn lieffe kind begeef, hopend dat het hun Ed. Mogende goedgunstig moge behagen mij so spoedig mogelijk is Regt te doen wedervaren."
Of het ooit zo ver is gekomen is niet bekend. Waarschijnlijk niet, want beiden zijn nog jaren lang ongehuwd in Winsum blijven wonen. Frans Onno van Sijtzama is in 1795 overleden. Eerst op 7 maart 1802 is Johanna Allegonda Poeles te Obergum gehuwd met Jan Alberts Prins, koopman, geboren te Westernieland. Deze schijnt weer spoedig te zijn overleden en zij huwde met Jan Alberts Zwart, dagloner te Obergum.
Na dienstbetrekkingen in Leer en Lingen trouwde Geertruid Foek op 18-jarige leeftijd op 28 juli 1800 in Winsum met Daniël Geusendam. Deze was afkomstig uit Yperen (België) en was schoolonderwijzer te Bellingeweer. Hij overleed in 1808 waardoor de vrouw in behoeftige omstandigheden kwam. Zij overleed, 64 jaar oud, als daglonersvrouw te Winsum. Uit het huwelijk werden vier kinderen geboren, drie dochters en een zoon.
P. Noord
© Historische vereniging Winshem Winshem september 1996 jaargang 1 nummer 1 http://www.winshem.nl/1996/borgheer/borgheer.htm
FRANS ONNO BARON VAN SIJTZEMA, HEER VAN BELLINGERWEER EN JOHANNA ALLEGONDA POELES 1794, BEWERKTE GRAVURE. Tot de kleine schandalen van de late 18e eeuw behoorde de relatie tussen de heer van Bellingeweer en een linnenmeisje. Doordat het linnenmeisje een aantal documenten bewaarde bleef haar belevenissen goed bekend. De Heer van Bellingeweer had haar het hof gemaakt en toen ze zwanger werd beloofd te trouwen. Hij kon, mogelijk vanwege zijn familie, die belofte niet gestand doen. Allegonda moest in Westfalen bevallen van zijn speelkind en kwam met haar dochter terug in Bellingeweer. Ze maakte nog steeds aanspraak op zijn huwelijksbelofte, maar tot een bruiloft kwam het niet. Met een uitvoerige verklaring stelde ze haar lot in de handen van het gerecht. De uitslag daarvan werd niet gevonden, maar was vast niet gunstig. Maar het lijkt er op dat zonder huwelijk de relatie weer werd opgepakt. In elk geval huwde de Heer van Bellingeweer geen andere - betere - partij. Als herinnering aan deze affaire bezat Allegonda een met waterverf en inkt bewerkte gravure in een ronde lijst. Op de gravure zitten twee personen in een klein zeilbootje. Aan het roer een heer in rode jas met zwarte steek en tegenover hem een dame met hondje op de schoot en een parasol. Het bootje voert de Britse vlag zodat de gravure wel in Engeland zal zijn gedrukt. Engelse gravures waren in de 18e eeuw in Nederland niet onbekend en konden zo ook uitgangsmateriaal vormen voor een dergelijke plaat. Ten onrechte werd de plaat in later tijd aangezien voor een aquarel. Langs het boord van het bootje stond een uitvoerig opschrift Frans Onno Baron van Sijtzema, Heer van Bellingerweer en Johanna Allegonda Poeles 1794. Een jaar later was de heer van Bellingeweer overleden. Het speelkind van de heer van Bellingeweer, vernoemd naar zijn moeder Geertruide Foek van Burmania, kreeg twee kinderen van een verder niet bekende vader. De één noemde ze Jakomina van Burmania en de andere Frans Onno Sijtsema. De bewerkte gravure vererfde met de documenten in de familie van deze Frans Onno Sijtsema totdat ze dit jaar het Groninger Museum werden aangeboden. De gravure was in een slechte toestand en vastgeplakt op een glasplaat. Als de gravure niet bewerkt was tot een monumentje van een Groninger romance tussen de adel en een linnenmeisje was een restauratie niet de moeite waard geweest. Hoewel dergelijke romances vermoedelijk niet ongebruikelijk waren, getuigen maar weinig documenten over concrete zaken, terwijl beeldmateriaal al helemaal zeldzaam is. Het Groninger Museum verwierf met deze plaat een bijzonder stukje sociale geschiedenis.
Vermeldenswaardige gegevens:
• Beroep: linnennaaister Winsum. 187
Johanna trouwde met Frans Onno van Sijtzama, zoon van Pier (Pyrrhus) Willem van Sijtzama en Geertruid Foeck van Burmania. (Frans Onno van Sijtzama werd geboren op 19 Sep 1734 en overleed in 1795 in (ongehuwd overleden).)
Huwelijksnotities:
Deze plechtige trouwbelofte werd gedaan in aanwezigheid van de Duitse timmerman van de heer van Bellingeweer, Johan Berent Bruns.
Johanna trouwde vervolgens met Jan Alberts Prins, zoon van Albert Jans en Anje Pieters, op 7 Mrt 1802 in (20-02-1802) Obergum en Maarhuizen. (Jan Alberts Prins werd geboren omstreeks 1766 in Westernieland 188 en overleed op 18 Okt 1827 in Obergum 189.)
|