Rienck van Burmania
Algemene notities:
De drost van Coevorden als eigenaar van het oude Burmaniahuis Uit het al eerder genoemde testament van Upco is bekend dat aan Rienck van Burmania, ridder en drost van Coevorden en eigenaar van het oude Burmania-huis werd vermaakt:
"seeckere nyuwe weide ofte fenne het tweede keer van Burmannia genaempt liggende buyten onse Lieve Vrouwe poorte"
tot onvervreemdbaar deel van het bezit van het huis, voor het onderhoud daarvan. Van deze Rienck, een broer van Joost, vinden wij een tastbare herinnering in een gevelsteen uit 1555 met als opschrift:
"Rienck va(n) Burmania ridder en(de) drost tot Coevarde(n) anno 1555."
Deze gevelsteen was ingemetseld boven een achterpoortje aan het Oldehoofster kerkhof, vermoedelijk van het oude Burmaniahuis. De levenswandel van Rienck Rienck was getrouwd met Deytzen Jantjesdr. van Unema, van Blija, die in 1566 kwam te overlijden. Zelf overleed hij al in 1558, kinderloos. Het ambt van stadhouder van Drenthe en drost van Coevorden was Rienck toebedeeld als gunsteling van Karel V. Na de dood van George Schenck van Toutenburg in 1540 werd Maximiliaan van Egmond, graaf van Buren, stadhouder en behield Rienck alléén de functie van drost en slotvoogd van Coevorden. Hij had hiermee een niet gering inkomen: een jaarwedde van vierhonderd carolusguldens en een derde deel van de boeten, waarvan hij voor zeshonderdveertig goudguldens een troep van zevenentwintig bewapende soldaten moest onderhouden op het Coevordense kasteel. Naast de uitoefening van het drostambt hield Rienck zich ook intensief bezig met de exploitatie van veengebieden in Drenthe, ’t Gorecht (ongeveer de huidige gemeente Haren) en Friesland, samen met zijn aangetrouwde neef Johan van Ewsum. Hiertoe werd met Reinier van Aeswijn, heer van Brakel en een neef van de drost, een maatschappij opgericht, welke het beheer zou voeren over gebieden in Drenthe. In 1551 werd begonnen met de werkzaamheden op grote schaal uit te voeren door het graven van een kanaal bij Veenhuizen. De hele exploitatie bracht de volgende jaren een uitgebreid financieel beheer met zich mee en het overlijden van Rienck, twaalf jaar later, ontketende een groot conflict over de erfenis.
De zegels en stempels van Tjaard
Na het overlijden van Joost van Burmania kwamen het Burmaniahuis en de daarbijbehorende goederen terecht bij de juist genoemde Rienck en na diens kinderloze dood bij Joosts oudste zoon Tjaard, die eveneens kinderloos overleed. Diens broer Claes, die in 1558 de volgende erfgenaam werd, liet alle zegels en stempels van Tjaard vernietigen, zodat deze niet onrechtmatig gebruikt konden worden:
"[...] tot versoecke van Joncker Claes van Burmannia ter presentie van ondergescreven tuygen overgelevert alle de zegelen ende signetten, zoe die by sa. de voorschreven Joncker Tziaerdt in zyne leven gebruyckt zyn geweest, te weten een golden signet, een groot sulveren zegel, een cleyn plat coperen signetke ende een wapen in yser om tin ofte anders mede te mercken, omme deselve signetten ende zegel gecasseert ende in stucken geslaegen te worden, ten eynde men daer mede nyet meer mochte signeren, segelen ofte mercken."
Claes maakte vanaf 1570 een reeks landerijen en renten daaruit op het Nieuwland, ten westen van de stad, te gelde. In 1574 verkocht hij, ten verzoeke van zijn crediteuren, "nije Bourmania blaeuw leyde huysinge" voor twaalfhonderdvijfenveertig gulden aan zijn zuster Anna, die toen denkelijk al weduwe van Johan van Ewsum was. Bij zijn overlijden in 1581 liet Claes alleen dochters achter en ook het oude Burmaniahuis met de fenne ging toen naar Anna, inmiddels hertrouwd met Claes Kater. De bepalingen in grootvader Tjaards testament konden niet voorkomen -er waren namelijk van hem geen mannelijke afstammelingen meer- dat de bezittingen buiten het geslacht Burmania zouden vererven. Het echtpaar Ewsum-Burmania: de ’grand seigneur’ en de zuinige Friezin De keuze van Johan van Ewsum voor de dochter van Joost, die met drie broers vaders nalatenschap zou moeten delen, was vanwege de ongunstige erfrecht-positie niet logisch. Vermoedelijk heeft hierbij meegespeeld het vooruit-zicht op het beheer van een veenexploitatie-vennootschap na de dood in 1558 van haar kinderloze oom Rienck van Burmania, drost van Coevorden. Johan van Ewsum was na zijn huwelijk een beschaafde, cultuurminnende landjonker geworden, samen met zijn vrouw wonend in Roden. Hij moet een groot liefhebber van de jacht geweest zijn, vooral van de valkenjacht, en had dan ook een zekere vermaardheid opgebouwd in het africhten van valken en jachthonden. Ook zijn tuinier- en hovenierschap was bekend: de tuin in Roden stond vol met allerlei gewassen, die botanieliefhebbers uit alle streken naar Drenthe brachten.
|