Egbert van Amstel
- Geboren: Omstr 1105
- Huwelijk (1): Badelog van Muiden
- Overleden: 1172 ongeveer 67 jaar oud
Algemene notities:
ministeriaal van de bisschop van Utrecht 1156, vermeld 1131-1172, werd in de ban gedaan, maar verzoende zich, waarschijnlijk in 1169, met bisschop Godfried van Renen en ontving het erfelijk meierambt van Amstelland, waar hij gepretendeerd had zekere inkomsten en rechten van de bisschop in leen te hebben.
Ministeriaal van de bisschop van Utrecht. Vermeld als getuige voor bisschop Andreas in 1131, nogmaals in 1131; getuige voor bisschop Hartbert in 1143. In 1145 als getuige vermeld in de oorkonde waarin koning Koenraad volgens rechterlijke uitspraak de Utrechtse kerk bevestigt in het bezit van het graafschap Oostergo en Westergo. In hetzelfde jaar als getuige vermeld in de oorkonde waarbij koning Koenraad aan de kapittelen van de Dom en Oudmunster het uitsluitende recht schenkt, om bij vacature een nieuwe bisschop te kiezen. Getuige voor het kapittel van St. Pieter in 1147. In 1156 herstelt keizer Frederik het kapittel van St. Marie te Utrecht in het bezit van enige tienden en andere goederen, hun door Egbert van Amstel, ministeriaal van St. Maarten, wederrechtelijk ontnomen, nadat Egbert van Amstel tevoren ten overstaan van bisschop Hartbert het recht van het kapittel daarop erkend had en bepaalt verder de grenzen van de wederzijdse landen. Als getuige vermeld in de oorkonde van 1165 waarbij keizer Frederik vergunt, dat door de Nude een waterleiding gegraven zal worden tot afvoer van het water van de Rijn naar zee, en dat een dam, bij Wijk in de Rijn gelegd, zal blijven bestaan, en beveelt de dam te Zwammerdam, door de graaf van Holland ten onrechte daar aangelegd, op te ruimen. In 1169 oorkondt bisschop Godfried, dat hij door de bemoeiingen van aartsbisschop Philips van Keulen met Egbert van Amstel, die in de rijksban gevallen was, verzoend is, en wel op voorwaarde, dat Egbert de goederen die hij zich wederrechtelijk als leenman had roegeëigend en nu teruggegeven heeft, als dienstgoed van het schoutambt (van Amstel) heeft terugontvangen, en dat hij verder afstand heeft gedaan van het Bijlmerbroek en de halve tiend van Weesp, die hij zich eveneens wederrechtelijk had toegeëigend. In 1171 als getuige vermeld als keizer Frederik bisschop Godfried bevestigt in het bezit der door keizer Otto II geschonken goederen. Voor het laatst vermeld in 1172, als getuige voor bisschop Godfried, samen met zijn zoon Hendrik. Volgens Van Spaen had Egbert reeds ten tijde van bisschop Hartbert een geschil met het kapottel van St. Marie te Utrecht. Egbert, dienstman en ministeriaal van St. Maarten, had onenigheid met het kapittel van St. Marie over het rechtsgebied, de tinsen en tienden van zeker nieuw ontgonnen land, dat Egbert, hoewel het door bisschop Heribert aan het kapittel was toegewezen, zich toegeëigend had. Keizer Frederik verplichtte Egbert echter in 1156 afstand te doen en bepaalde tevens de grenzen van deze 'novalia'. Voorts bracht Egbert nadeel toe aan de kerk van St. Maarten, door zich alle diensten en dienstgelden in Amstel en omliggende gerechten toe te eigenen, terwijl deze eigenlijk de bisschop toekwamen. Hij werd daarvoor in de kerkelijke ban gedaan. Door bemiddeling van Philip, aartsbisschop van Keulen, kwam in 1169 een verzoening tot stand tussen de bisschop en Egbert. Egbert moest afstand doen van alle rechten, die volgens Egbert hem als leenrecht toebehoorden, maar ontving die van de bisschop 'in officium villicationis', als meijer (ambtman), voor zich ,en na zijn dood voor zijn zoon, terug. Tevens droeg Egbert het veen Bijlmerbroek en de halve tiend van Weesp over aan de bisschop.
Egbert trouwde met Badelog van Muiden, dochter van Ghisebrecht Bothen en Gerping N.N. (Badelog van Muiden werd geboren omstreeks 1110.)
|