Heijken (Heymen) Jansz van Driel
- Geboren: Omstr 1380
- Overleden: Na 1427
Algemene notities:
Heijken Jansz. van Driel was heemraad van Zwijndrecht (1415) en Gerrit Hendricksz ambacht (Sandelingen-ambacht) in 1416. Van Goudhoeven vermeldt als losse aantekeningen in zijn handschrift: "Heymen Janss van Driel, heemrade van Swindrecht Ao 1415", en "Anno 1421 leefden in Swindrecht als lantpoorters van Dordrecht Heijke, Pieter, Diere en Jan van Driel Janszonen". Op 13 november 1411 getuigden drie heemraden van Gherit Henricxz. ambacht op hun eed, dat in de hoeve lands aldaar die eigendom van "Jonghe Witte(n)" was geweest, naar hun weten geen andere eigenaren waren dan Otte van Malburch, Willern Heinric Moelnaersz. en Heyken Jansz. van Dryele. De reden van deze verklaring door de heemraden zal vermoedelijk liggen in de aanspraak op land binnen deze hoeve door een andere partij. Gedacht kan daarbij worden aan het geding voor het gerecht van Dordrecht van 11 augustus 1408 tussen Ghijsbrecht Florensz. op de ene zijde en Jan Jansz. (van Driel) op de andere zijde, betreffende de 6 morgen 2 hont land in Gherit Henrixz. ambacht, gelegen in "jonge Witte(n) hoeve", dat destijds bij vonnis was toegewezen aan Ghijsbrecht Florisz. Blijkbaar was het perceel toch in handen gekomen van Jan of Heijken Jansz. van Driel, of wellicht was het bezit ervan in 1411 nog steeds "onder de rechter". In 1413 verkocht Heyken Jansz. van Dryel een perceel land gelegen in Zwijndrecht in Hendrik Ido Ambacht. Ene Jan Thonijsz. "calangierde" deze verkoop, m.a.w. bestreed de rechtsgeldigheid ervan. Een verkoop van land kon worden aangevochten binnen een jaar nadat deze had plaatsgevonden en in het openbaar was afgekondigd, In de meeste gevallen "calangierde" een schuldeiser van de verkoper, omdat er op het verkochte land bepaalde lichtingen zoals zekerheden of renten berustten. Dit laatste was ook bij de verkoop door Heyken van Driel het geval, want er is sprake van een "schepenbrief van lijfrente" ten laste van Heijken, die Jan Thonijsz. in zijn bezit had. Enige maanden later moest Heijken van Driel voor het gerecht te Dordrecht verschijnen, vanwege een incident waarbij hij samen met een zekere Vranck Wolfsz. op het dak de beraadslagingen van de "kamer" (van Dordrecht) had afgeluisterd en de aldaar opgevangen informatie had rondverteld. Voor dit vergrijp werden beiden veroordeeld tot het doen van een gift aan de kerk van 500 stenen. In 1423 werden (de broers) Wouter Darnaesz. en CIeis Damaesz. door het gerecht van Dordrecht elk voor vijf jaar verbannen omdat zij Heijken van Driel "gequetst" hadden ondanks de vrede die gesloten was in de partijstrijd, waarbij leden van de familie Van Driel betrokken waren. Hoewel Heijken van Driel vermoedelijk slechts als slachtoffer bij deze zaak betrokken was, kan zijn kwetsuur wel aanleiding zijn geweest voor een verdere escaladc die uiteindelijk geleid heeft tot een doodslag door zijn broer Pieter van Driel, uitgevoerd met behulp van zijn broer Dirck van Driel. 16 augustus 1423 verklaarde Jan van Driel voor schepenen van Dordrecht dat hij verkocht had aan (zijn moeder) "Jaene Jans weduwe van Driel" zekere haver "staende opt lant" zekere "stije" (stee) met toebehoren en vee. Hij had dit goed als voogd van Liisbeth Pieter Michielszdochter "gepant en(de) geeyghent ( ... ) op Heye(n) van D(r)yel sine broeder", Het gebrek dat spreekt uit de akte van augustus 1423 komt opnieuw naar voren in een verklaring die Haykiin van Driel vier jaar later aflegde voor schepenen van Dordrecht. Hij blijkt dan diverse schulden te hebben en belooft betaling in jaarlijkse termijnen, steeds op Sinte Lourensdag (10 augustus). Interessant is dat een van de schuldenaren van Haykiin van Dryel een zekere Heinric Janssoen was, wellicht de halfbroer van zijn vader.
|